
vorwaiinge wel beschloten werpenn, ouck vierwerff des jaeis suloke pennigen dar uit war-
dieren ende probieren latenn, dar uit men mach befinden off dy Muntemeister ende dy
anderen Werckluiden recht gehandelt hebbenn,- des sal hy Wardeyn jaerlix xxx golt flo-
reenen to soldi ende x tonne biers aecys fry hebben, alles trowlick ende, ongefarlix. To
orkunde met obgenannten ons Genedigen Heren affter rugge opgedruckten seeret besegelt.
Ende gegeven to Lewarden den xxvi™ dach ifonembry, anno xvc quinto.
Uit het l»te Privilegie-Boek ’s Hofs van Vriesland föl. 144 verso.
'De Heer eekhoee berigt ons in zijne Beschrijving van leeuwarden, I , bl.
314, dat de plaats of het gebouw, waai de Munt onder Hertog George van
Saksen zieh aldaär bevonden heeft, geheel onzeker is. Vele gissingen zijn des-
wege gemaakt, ook op grond van eene plaats uit ubbo emmitj§, die in zijne
JRespubl. Fris. inter Flevum et Lavicam, 1616, pag. 38, zegt: «Maar George
vestigde den zetel van den Baad van het Gewest en de woonplaats van den
Stadhouder en de Munt aldaar, en deed er een prächtig huis voor den Provin-
cialen Baad bouwen, hetwelk vervolgens in een Munthuis is verkeerd geworden,
niet verre van het Saksische kasteel.« Van hier het latere vermieden, dat « de
Kanselarij naderhand de Munt werd, en thans een gewoon huis, nog onder den
naam van Muntenburg bekend (van h a lm a e l, Alijd Jaerla, 13). »Het is
echter duidelijk,» vervolgt eekhoee, »dat in dit berigt van emmius en de
daarop gebouwde gevolgtrekking de drie verschillende gebouwen: de Kanselarij,
Muntenburg en de Munt, met elkander, verwaid worden. Hoezeer het niet on-
mogelijk was, dat zulk eene lands instelling als de Munt in het zelfde gebouw
met de Kanselarij kon gehouden zijn, zoo werd dit gebouw toch in 1542 geheel
gesloopt. Ook kan dit niet het zelfde gebouw met Muntenburg geweest zijn,
daar dit zoo veel westelijker op de Weaze stond , als vroegere stins van de
J u w sm a 's bekend is , en in 1561 bewoond werd door Mr. sydtz tja e rd a van
BiNSüMAGEEST, en vijf jaren later door Dr. tj a l l in g van etsinga. Diens
erven bezaten het nog in 1690, toen het door den Muntmeester fa lco n ie r ge-
bruikt werd, volgens de Rekeningen van het St. Anthony-Gasthuis.»
Tot dus verre de Heer eekhoee ; gaan wij thans tot de beschouwing der
munten zelve over.
N' 1 is een goudgulden, hebbende op de vz. het beeid van Johannes den
Dooper, wijzende met de linkerhand op het larn Gods, dat hij op. de regterhand
draagt. Voor zijne voeten ziet men .de wapenschilden van Saksen en Friesland.
Het omsohrift luidt:
GSORG : DVX • S2C# 0 ': GVB' • FH.
d. i. George, Hertög van Saksen, Bestuwrder van Friesland.
Op de kz. bevindt zieh de Rijksappel in een compartiment, dat uit drie
bogen bestaat, aan. elkander verbonden door even zoo vele uitspringende pun-
ten.- Omsohrift:
.J. HjSSV =. M 2 2R ia aV S ■ GliORIK
d. i. Foem zij Jezus en Maria.
Deze munt is ons in geene Verzameling in het oorspronkelijke voorgekomen.
Wij vinden ze afgebeeld in den böven aangehaalden Beeldenaar des jaars 1526
(te Amsterdam bij d o e n p i e t e r Z o e n ) , bl. 16. Verder zie men de munt bij
b a t jm g a r t e n , aangehaald werk, zie boven, N“ 41 ontleend uit k ö h l e r ’s D u-
caten- Cabinet, N" 2167, die eenen Antwerpsohen Beeldenaar van 1548 . ver-
meldt.
In eenen anderen Beeldenaar vonden wij eenen goudgulden met het omschrift:
GSORG • DVX • S2S# • MAG • F
is dat Magistratus Frisiae? of zoude het eene fout zijn, hoedanige in de Beel-
denaars niet zeldzaam gevonden worden?
Op de kz. staat weder:
IljS SV , enz. |
N’ 2 is mede een goudgulden; deze heeft op de voorzijde de afbeelding van
Frieslands Patroon of Beschermheilige, Sint Bonifacius, die het eerst het Euan-
gelie, de blijde Boodschap des tijdelijken en eeuwigen heils, aan de Friezen
kwam verkondigen.
De heilige man staat in Bisschoppelijke kleeding, met mijter en staf, ten
voeten uit en van voren te zien. Zijne staf rust in eenen doopvont. Het
omschrift luidt:
S2EXMV BOHIF2SG'
d. i. Sanctus Bonifacius.
)