
Het omschrift luidt, stellig niet met de gewone Romeinsehe letters nit later tijd :
* ALBERTVS • DVX • SAXONIE • GVB • FRISIE
Op de kz. ziet men het uit den dubbelden arend bestaande (de arenden met
nimbnssen voorzien) wapenschild van het Duitsche Rijk, door eene kroon gedekt
en door twee leetiwen als schildhouders vastgehouden (1). In de afsnede staat :
1498.
Het omschrift luidt (aanmerking als bij de vz. omtrent de Romeinsehe letters) :
* DEI • GRACIA • REGES • REGNAT
dit laatste voor regnant.
Deze spreuk is ontleend aan de Spreuken van Salomo, VTH, 1-5 (2).
N° 2 is een groot. Zij heeft op de vz. het zelfde wapenschild, mede op een
gebloemd kruis rüstende, even-als op N° 1. Het omschrift is thans aldus verkort:
>£ 7ÎXJBGRT' * OV# * S2SROXF * GVB * PHIS'
Op de kz. ziet men weder het Robmsch-Keizerlijke wapen, doch op het wa-
pensohild rasten, onder de gewone kroon, thans nog een tweetal kleine kroon-
tjes; iets dat wij, voor zoo verre wij ons herinneren, op geene andere wapen-
snhil/tan ontdekt hebben. Ook thans zijn twee leeuwen de schildhouwers.
In de afsnede ziet men drie roosjes ; alles bevindt zieh binnen eenen parelrand,
Omschrift :
* * OKI % GB2ÎGI2Î X R SG S S % RSGKTS
Z. weegt 0,26 w.; een ander 2,7 w. Z \ Er zijn ons vier exemplaren
bekend, als in de Verzameling der Leidsche Hoogeschool, in die van het
Friesch Genootschap, in die van den Kolonei de roue van wichen te Nijmegen,
en in die des Heeren stricker te ’s Gravenhage.
Ña de bekrooning van dezen onzen arbeid 2ag eene afbeelding dezer munt
hèt licht in een werkje van den Kolonei de r o ije van w i c h e n , hetwelk zieh
niet in den handel bevindt, en tot titel heeft: Kenige middeleeumche Munten,
(1 ) De Heer d ir k s meent, dat deze twee leeuwen misschien in verband staan tot die,
welke iets later het. Friesche wapenschild uitmaakten.
(2) Zie Ch r i s t ia n s c h l e g e l , Biblia in nummis, oder hertzes Entwurf der vornehmsten
Biblisehen Sprüche und Historien, auf Medaillen etc, zu befinden, Jena 1703, 4 ,
jn Supplemente, I , p. 101.
noodmmten en zeldzame penning en, Nijmegen 1847. Zie aldaar N° 26, en in
den .tekst bl. 19 en 20.
Vroeger was deze groot, doch immer met Romeinsehe letters in de omschriften,
afgebeeld bij christoeeel pla nt ijn , in zijn Munt- en Penningboek,
Antwerpen 1575, 8" (1).
In de Ordonnantie, die ten jare 1528 uitgegeven is »tot Amstelredam bij
Doen .Pieterzoen in Enghelenburch,» wordt van deze muntsoort gezegd of hare
waarde: «gecalculeert van wegen der K. maeysteyt (sie) biden generaelmeesters
»van synder Ma. munten:
»Vriesche penningen geconterfeyt nae die dobbel vierysers . albertus . D . saxonie.
Dmarck vij gulden vz (J) stuuers ix miten.
Donche xviij stuuers x miten.
Dingelsce xliijz miten.»
Men ziet dus hoe algemeen zij ook in Holland en Utrecht in omloop waren
toen zij onder de »silueren verboden penninghenu werden gesteld en ngerepu-
» teert voor billioen.n
(1) Deze munt wordt vierijser (vuurijzer) van Sahnen genoemd in: Hie ongevahvweerde
gouden ende silveren munte vm dimersehe ■ Coni/nckrijken, enz., 1560; verder komt zij
onder dezen zelfden naam voor in de Ordonnmeie ende instructie voor de wisselaers, te
Antwerpen bij h i e r o n t m u s v e b d t j s s e n , 1683; bij P . g . w a g n e r , Gründliche Nachricht
von Ankunft, Gepräge n. s. w. derer m Sachsen n. s. w. gemünzter Groschen, Wittenberg
1728, 4”; in de Nachlese p p dat werk, N“ 71 (Supplementplaten zonder tekst);
bij p. v a n m i e r i s , Historie der Nederlamdsche Forsten, 's Hage 1782, D. I , bl. 304;
en eindelijk bij j. G. b a u m g a r t e n , Histor. genealog. chronolog. kritisches Verzeichnisse
aller bekannten ducatenförmigen Goldmünzen der Alhertinischen HauptUnie des walten
Säcksiscken Hauses, Dresden 1812, 8°, N° 38. Deze laatste besohrijft, volgens den Heer
d i r k s , t. a. p. V , bl. 180, in de noot, de mnnt bl. 10 als een goudgvdden, ontleend aan
een Antwerpschen Beeldenaar van 1548. Ook van dezen vermeenden goudgulden maakt
t e n t z e l in zijn werk:' Saxonia numismgtica Uneae tarn Brnestinae quam Älbertinae, 8
Vol., Dresdae 1705—1714, 4°, S. 9 , gewag. V o n l a n g e n n (t. a. p. S. 598 a) en noot
nnn. volgt hen hierin. Deze zegt zelfs (alles volgens Mr. j. d i r k s , t. a. p.), S. 599,
noot ppp: «Die in O. Schlegel’s Biblia in nummis Snppl. I , p. 101, erwähnten Stüber,
mit der Umschrift: Hei Gracia Reges Regnmt sind wahrscheinlich nur silberne Abschläge
des oben beschriebenen für Friesland geprägten Goldgulden.» — Met volle regt twijfelde de
Heer d ir k s aan het bestaan van deze munt in bet goud, als goudgulden. Er zijn nimmer
goudguldens, voor zoo verre ons altbans bekend is, op zoodanige grootte geslagen geworden.