
uitbreiding ; en de weinige zorg voor het behend der inlandsche munt door verzamelingen,
hebben te zamen aanleiding gegeven tot derzelver veinietiging en verdwijmng (1). Men
zal dus van standpunten uit latere tijden, met behoedzaamheid, tot de oudheid moeten op-
Mimmen: zulks hebben wÿ reeds eenigermatè gedaan bij beroep op boeteberekemngen en
verhouding van hoeveelheden en munten, in latere tijden in Friesland zamengesteld, toen
nog Friesche munten van vroegeren en lateren muntslag voorhanden, en benevens andere
in omloop waren. Vijandelijke aanvallen van buiten, verblijf van vreemde krijgsmagt, invloed
van buitenlandsch gezag, inwendige tweespalt, onlusten en beroermgen, door vreem-
den somwijlen beperkt, maar niet zelden aangekweekt, werkten vooral later mede,. om weinig
op het aanhouden van eigen muntslag te denken, en de latere heerschappij van Spaan-
sche Torsten, waardoor derzelver muntstukken in ruimen omloop kwamen, schijnen de
Briesche munt volkomen te hebben doen verdwijnen (2).
Burners de placaten van Spaansohe Torsten, voor de Nederlanden m het eerste vierde
der zeventiende eeuw tot 1621 in de zuidelijke Nederlanden nitgekomen, waarvan ik een
uitvoerig exemplaar bezit, gewagen wel van Utrechtsche en Geldersche munten, en van te
Zwolle èn Deventer, enz. geslageñe muntstukken, doch van geene Friesche munten; zulks
kan nadere bevestiging vinden in volgende aanhalingen. Wij vinden in het Fr. Chartert
I bl 226 eene schuldbekentenis van den 9 December 1361, waarin 100& Brug-
Schilden, door die van Stavoren aan Hertog Albert van Beijeren geleverd, berekend worden
elk schild tegen 25 Tlaamsche of Dordrechtsche grooten, maar deze soort van Schilden w
mÿ 'onbekend (8). Winsemids, Chron. van Friesland, bl. 211, meldt op het jaar 1880
van een losgeld tot 2,000 gouden Schilden, te betalen aan den Utrechtsehen Bisschop voor
eenen gevangen genomen Frieschen abt. Dezelfde bl. 231 spreekt op 14,18 van eene schade-
loosstelling tot / 2 , 200 oude gouden Schilden. Indien deze Schilden Friesche geweest zijn (4,),
(1) Zoo ion de Heer pockejia nog in 1S40 seirijven. maar reede toen begon er een be*er<
Friesche Mmmsmetíek i íh iíé breken door de »oo gelekldg bekroonde sogingen, vooral vrn de Heeren uuefh
nmna, Uden van het Friesch Genootsohap voor Seaehied-, Ondheid- en Taalkonde; pogmgen £ M K
taten, eerst nedergelegd in de vrije Feries, door ons in den aanvang van dit wer zgn me ege e . eemeld
verzameling van ond-Friesehé manten, -het 4 in afbeelding of afdruk, het eij m het oorsponkelyhe, rea geprdd
Genootschap aanziehlijk te noemen.
sonden sehttden ven Gran! Xadewijk van Male, of wd zflnen voorgangm I f fi J lg »dve, het gaugtasr ¡É ™
Nederlandscbe gewesten gebrmkelijk; men zie ondér anderen de Brabandsche, Geldersc e,^ >
sehe en« andere Charters van dien tijd. Bij gebrek aan eene voldoende hoeveelheid landsmunt, .gehmdrte men z e«
dikwiils ook, geUjk wij zoo even mede'zien zullen, Franche munten, en maakte zelfs geen^ zwangheid
munt overeenkomsten àan te gaan. Verder waren Engelsche en- Duitsche munten méde zeer algemeen
(4) Zeker niet; deze hebben nimmer Lestaan; wÿ-hebben er althans nimmer eemg spoor. van gevondep,
dan is mij derzelver waarde, niet bekend: mogelijk zullen de hier bedoelde Schilden zijn
geweest Brausche, hoedanige 10,000 onder den .naam van oude Fransche Schilden zijn toe-
gewezen aan Margaretha, oudste zuster van den in Briesland gesneuvelden Graaf van Holland,
voor harén afstand ten behoeve van harén zoon Willem; zie w in sem iu s , Chron.
van Friesland, bl. 204. Siccama ad leg. Fris, zegt van zoodanige munt: «Putant viri
docti solidum fuisse nummum aureum, et eundem cum coronato Brancico, quem et scuta-
tum, Gallice esou [dcu, schild] appellant,» enz.. ënz.
Maar laten wij tot de Friesche Schilden terugkeeren. Friesch Cha/rterb. I , bl. 246, be-
helst eene dading, door die van Ter Schelling met gemagtigden van den Graaf van Holland
aangegaan, om aan den. Graaf. te betalen 500 oude Schilden in 1387. Op bl. 308 is eene
akte van Hertog Albert van Beijeren van den 5 Mei 1400, waarbij dezelve eenen Jan
Woutersz. aanstelt tot zÿnen timmerman te Stavoren, onder genot van een rok en daggel-
den, wanneer hij in dienst is, en eene vaste jaarlijksche wedde van 12 Hollandsche Schilden,
er bijvoegende: «sulker als wij lest hebben doen slaen;» mogelijk heeft hij die munt ge-
kozen om zijn gezag in Briesland daardoor te bevestigen (1). W in s em iu s , bl. 248, gewaagt
op het jaar 1422 van een verbond der Priesen tusschen Blie en Lauwers met de meer noor-
delijk wonende Briesen, waarbij de boete wegens doodslag van eenen Priester is bepaald op
300 Schilden, yelek schild tot dertich oude Vlaamschen gerekent. In . een handschrift
van ordinantien der rechte-, koren, broken van Boisward van 1479, hetgeen ik bezit,
komt voor hét stelen boven eenen ouden schilt, dat is dartich flaemschen.
Het blijkt ait dit alles, dat de Briesche Schilden toen reeds buiten gewone omloop waren,
en derzelver waarde door meer bekende munt werd aangewezen (2); dat de verhouding
tusschen een oud schild . en Blaemschen aantoont den oinloop van vreemde muntspecién, gelijk
dit uit die zelfde stukken elders ook blijkt; » en dat door Blaemschen verstaan worden
grooten, dewijl een gelijk getal Briesche grooten ook een schild uitmaken. Wanneer
wij nu de Flaemsche grooten, Waarmede wel de JDordsche worden gelijk gesteld, berekenen,
naar ondérscheidene aanwijzingen, op de helft der latere stuivers, dan zullen de grooten
gelijk staan met 15 stuivers. S iccama stelt 80 solidi Frisici op f 42,00, dus 1 schild
op 10 § sfaDvers> doch dit rust op eenen mijns inziens iiiet goeden grondslag: de uitgevers
(1) Dit is het geval niet. Aalbrecht sloeg zijne Schilden te Dordrecht met het opschrift:
DV# c o m f^OIiKKD Z JGIj
en deze munten moesten ook voor Westfriesland en het thans genoemde Friesland dienen. Wij .hopen ze in onze
Afdeeling : Munteti der Graven van Sollend en Zeeland, in juistere af beeldingen dan ze l)ij alkemade voorko-
meu, nit te geven. Men vergelijke echter bóTen onze bì. 78. ‘
(2)'Boven veimeldden wij reeds, dat er nimmer Friesche Schilden hestaan hefyben,