
l í
iiíl
\:\p
riiíji
. .' ' ii
behoorende E ry th rin a , —in Suriname Koffle-mama (ook madre
del cacao) en op J a v a Dadap genoemd, — als schaduwboom
zijn burgerrechten verkregen. Ook Albizzia, Cedrela, Pitheco-
lobium, k u n n en voor schaduw dienen. De cacao-plantages vereischen
n ie t minder, eer meer, zorgen dan de koffie-aanplan ■
tingen. Zij sta an aan velerlei ziekten en plagen bloot, die de
zorgvolle p lan te r zooal n ie t geheel voorkomen, dan toch beperken
kan. Tegen insecten kan men vaak strijden m e t
houtasch, kalk, koemest — onschadelijke en zelfs voor den
boom zeer n u ttig e zaken. Vooral slingerplanten en p a ra sitische
gewassen behooren in een cacao-aanpiant s tren g geweerd
te worden. Stamm en en ta k k en moeten vrij en zuiver
blijven, w a t zieh door de eigenaardige bloeiwijze la a t v erklären.
Slechte v ru ch ten moet men, om de plantage n ie t te
infecteeren, geenszins la ten wegrotten, doch d irec t verbranden.
Stelselmatige snoeiing en zuivering der boomen, goede
grondbewerking en drainage, goede verhouding van lich t en
schaduw, m e t beschutting tegen winden (bijv. door heggen
van Bixa Orellana), zijn maatrege len en voorzorgen, die
slechts loonende gevolgen k u n n en hebben. E r b estaan verschillende
goede handleidingen voor de cultuur, o .a . die
van den heer J. H. H a rt te Trinidad.
W a t groei, ontwikkeling en vruchtbaarheid betreft, heeft
men op klei- en zandgronden geen verschillen opgemerkt,
m a a r op kleigronden sc h ijn t den boomen een hoogere levens -
d u u r verzekerd en h e t lig t voor de hand, dat de p la n te r te
waken heeft tegen de algemeen nadeelige gevolgen die bn
klei- ön zand-bodems k u n n en openbaren, zoo men aan de
invloeden van afwisselende droogte en vochtigheid n ie t te
gemoet komt. Te weinig vochtigheid schijnt meer te schaden
dan te veel. De cacao e isch t een bodem m e t dikke
humuslaag. Daar h e t product veel kalizouten bevat, is ’t
noodig, deze bijv. in den vorm van asch bij te brengen.
H et is wenschelijk de cacao-boomen n ie t te hoog te laten
opgroeien, ze op zekere hoogte, 3 ä 4 meter, te houden
(door toppen), ten einde de inzameling der vru ch ten m e t te
bemoeilijken en de gestadige bewaking en verzorging der
boomen te vergemakkelijken.
In Suriname kw eek te men vroeger algemeen éóne soort
van cacao, namelijk de gele. Tegenwoordig tre ft men hier
en daar de roode of Caracas soort, die spoediger groeit, we-
liger en k ra ch tig e r zieh ontwikke lt, overvloediger bloeit en
meer v ru ch ten le v e rt dan de inlandsche. Ook h ee t de roode
soort in den bloeitijd b e te r bestand tegen de afwisselmgen
van de weersgesteldheid. Op een veld, alleen m e t Caracas-
cacao beplant, schrijft Bartelink, blijft deze h a a r landaard
b eh o u d en ; tu ss ch en de inlandsche geplant, v e rb a ste rt deze
soort en n e em t meer de eigenschappen van de inlandsche
aan. Eene commissie, in 1887 te P aramaribo samengekomen
to t onderzoek n a a r de voor de c u ltu u r m e e st aanbevelens-
waardige soorten, sprak als h a a r gevoelen uit, dat, waar
onder de gele cacaosoorten aan de „Porcelein-cacao en
onder de cacaosoorten in ’t algemeen aan de roode of Caracas
cacao de voorkeur w ordt gegeven, toch aan de g e w
o n e g e l e c a c a o een hoogere waarde is toe te kennen
dan over ’t algemeen h e t geval is.
Sinds eenigen tijd w o rd t in S uriname e rn stig geklaagd
over eene ziekte, de z. g. „krullotenplaag” , welke geheele
ondernemingen bedreigt. P r o f . Kitzema Bos publiceerde daa rover
zijne onderzoekingen, schrijft h a a r toe aan een zwam
u i t h e t geslacht E x o a s c u s , en v indt treffende overeen-
komst m e t de z. g. „heksenhezems” . Zorgvuldig diep uit-
snijden der k rulloten blijft vooreerst aanbevolen. Intusschen
is n ie t onmogelijk, d a t gebrekkige drainage van den bodem
de primitieve oorzaak der plaag is te achten.
I I III
Pf