
Onder genoemde landen komen er voor, die meei in- dan
uitvoeren. De getallen kunnen n atu u rlijk geen voorstelling
geven van de geheele productie, aangezien de hoeveelheden,
■welke in de landen zelven worden verbruikt, aan onze waar-
nemingen ontsnappen.
Dat de koffieteelt in al de genoemde landen niet even
günstige levensvoorwaarden aantreft, evenmin dezelfde of
gelijke qualiteiten oplevert, zal nauwlijks eenig betoog ver-
eischen. De koffieplant verdraagt de uitersten van temperatuur,
die in bergachtige, tropische landen door de bodemverheffing
boven zee worden bepaald, minder goed of in ’t geheel niet.
Zoo is de cu ltu u r in Oost-Indie boven zekere hoogte, die
men er op 16 ä 17 honderd meter mag stellen, wisselvallig,
ZOO al loonend, en besternt men er de läge kustlanden ook al
noode voor, al kan men hier forsche boomen aantreffen,
welke op hoogen ouderdom nog vruchten dragen.
Stelselmatige cultuur op groote schaal is iets anders dan
het kweeken en onderhouden van enkele individúen, die men
een bizonder günstige standplaats verzekeren kon. Is het
klimaat in de hooglanden dikwerf koud en vochtig, de weers-
gesteldheid onzeker en wisselvallig, zoodat een krachtig en
weelderig plantsoen er te weinig licht en wärmte voor de
vruchtzetting en rijping kunnen genieten, — in de läge
landen kan de cu ltu u r daarentegen te kampen hebben met
langdurige, feile droogte, en oefenen ook de stortregens soms
een nadeeligen invloed op de vruchtzetting.
Overal waar de gemiddelde jaarlij ksche temperatuur omstreeks
21° C, bedraagt en in geen jaargetij duurzaam beneden 13
daalt, zal men de cultuur kunnen beproeven. De uitkomsten
zullen echter uitspraak dienen te doen aangaande haar
rentabiliteit.
Zoo ook met betrekking to t den cultüur-bodem. Het gaat
niet aan, deze of gene bepaalde grondsoort bij voorkeur als
de meest geschikte aan te wijzen. De koffie tie rt in de verschillende
landen op gronden van onderscheiden aard. Toch
mag men gelooven, dat ook hier de uitersten vermeden
dienen te worden. Geen ervaren planter zal voor een koffie-
plantsoen zware klei- of dorre zandgronden kiezen. Een gemengde
bodem, liefst rijk aan humus en to t omstreeks een meter
diepte gemakkelijk doordringbaar voor de koffiewortels, ver-
keert zeker onder de beste voorwaarden voor een krachtig
en duurzaam plantsoen.
De koffieplant heeft den regel bevestigd, dat klimaat,
bodem en cultuur, met handhaving van de algemeene of
typische eigenschappen van een gewas, bizondere hoedanigheden
in het leven roepen, die voor elke plaats kenmerkend zijn
en blijven. Niet alleen, dat de geheele habitus van een plant
of een of meer h a re r deelen zieh n a a r plaatselijke invloeden
meer of minder wijzigen kunnen, maar de bizondere hoedanigheden
treden het krachtigst op in de vruchten, waarom
het ons, in den regel, ju is t te doen is.
Levert de wijnstok ons hiervan treffende voorbeelden, zijn
deze niet minder aan te wijzen onder de tabaksoorten, de
handel onderscheidt evenzeer, scherp: Mokka-, Braziel-, Java-
Libera-koffie enz. en fijne kenners vergissen zieh zelfs moeielijk
in de aanwijzing der herkomst van b.v. de koffie’s u it de
verschillende deelen van onzen O.-I. Archipel. Natuurlijk.
Lokale gegevens stempelen het type en zoo zijn vooral van
cultuurgewassen, ook al door spontane kruising, tallooze
varieteiten ontstaan, welke zieh ten deele, van lieverlede
scherp deden onderscheiden.
Gaven wij nu een beschrijving van de Cof f e a a r a b i c a
als type, zeer stellig zal die beschrijving niet in alle bizonder-
heden op elk koffie-exemplaar, dat men onder oogen krijgt,
van toepassing blijken. De wetenschap bracht het reeds tot
de onderscheiding van een zestigtal soorten en al is men nu
van meening, dat een aanzienlijk deel daarvan beter to t een
ander geslacht dan d at van Cof f e a te vereenigen zou zijn,
in dezelfde soort komen merkbare afwijkingen veelvuldig voor
en vrijelijk mag men gelooven, dat de wetenschap zieh ook
2*