
tel!
I'ii
!!i;
Vii
uiteinden der broze twijgen in kleine pluimen, van perzik-
bloesem kleur. De kelk is langwerpig, m e t h e t v ru ch tb e ginsel
saamgegroeid. Zoodra de bloem begint te rijpen,
k le u rt zich de kelk opvolgend geel en rood: in d it tijdperk
(Oct.—Dec.) p lu k t men de nog ongeopende bloem, die in
gedroogden s ta a t onze bekende kruidnagel (caryophyllus) is,
10—15 mM. lang en to t 4 mM. dik. L aa t men de bloem
aan den boom, dan opent zij zich, w o rd t bestoven, en o n tw
ik k e lt zich h e t v ru ch tb eg in se l: h e t zw e it en rijp t als de
z. g. moernagel (anthophyllus), die de grootte en den vorm
eener kleine olijf heeft. Deze, dus de volkomen vrucht, b eva t
een of tw ee zaden, die to t voortkweeking k u n n en dienen,
m a ar als specerij waardeloos zijn. Eene tijdige inzameling
der bloemen is dus geboden; men sch u d t of sla at (met een
bamhoesstok) ze wel af, m a a r heeft dan tegen ruw e beschadiging
te waken, wil men zich bij een volgenden oogst
n ie t benadeelen.
Op horden of groote bamboeborden (tam p ir’s) nitgespreid
en m e t bladeren bedekt, s te lt men ’t geoogst product dikwijls
e e rst aan den rook bloot, o m ’t vervolgens door zonnew
a rm te te la ten d ro g en : de donkere kleur van kruidnage ls
k omt echte r n ie t door den rook, m a ar is eene omzetting
(phlobapheen-vorming) der looistof van den bloemkelk. Voor
h e t oogsten der bloemen van hooge boomen worden deze
liefst door de plukke rs bek lom m en ; zij zoeken op den stam
een s te u n p u n t door tw ee k ru isiin g s geplaatste plankjes, van
waa r zij de bloeiende tak je s m e t een haak onder h u n bereik
brengen. In de tu in e n houdt men de boomen liefst k o rt
(ten hoogste 5 M.), door ze op bekwamen leeftijd te toppen.
De donkerbruine kruidnagels danken h u n naam aan h u n
spijkervorm. Gewoonlijk hebben zij 4 keikslippen, alleen
de z. g. koningsnagelen hebben er meer. Op eene lengte-
doorsnede ziet men duidelijk de samenstelling der bloem,
boven bloemkelk, kroon, stampe r, meeldraden, onder h e t
v ruchtbeginsel, d a t tweehokkig is, m e t ta l van eitjes in elk
hokje. De „kop” is bekleed m e t de dakpansgewijze over
elkander liggende vier bloemblaadjes, die lich te r van kleur
zijn. Kruidnagels bevatten 15—25 7„ aetherische olie (oleum
caryophyili) die ook in de groene deelen van den boom
voorkomt.
Deze vluchtige olie, in klierholten aan den om trek geborgen,
komt bij goede kruidnagels al te voorschijn, als
men ze m e t de nagels d ru k t. H e t is een belangrijk h an delsartikel,
dat in de apotheek en ook in de in d u strie (o.a. voor
zeep en reukwerk) veel g eb ru ik t wordt. Nagelolie is zwaarder
dan w a te r ; h aa r hoofdbestanddeel is een phenolachtig lichaam,
eugenol geheeten. U it dit eugenol kan men längs chemischen
weg vanilline bereiden. In geringe hoeveelheid komt
hetzelfde eugenol ook in andere planten voor, o. a. in de
nagelbloem (Dianthus) en in den gedroogden nagelwortel
(Geum).
In de kruidnage lste len is nog vrij veel olie aanwezig
(5°/o), reden waarom deze ook wel aan d estillatie worden
onderworpen, vooral indien de kruidnagels zelve hoog in prijs
zijn. Men vervalscht de nage ls soms, door er e e rs t de vluchtige
olie van te destilleeren, en dan de aldus uitge trokken
kruidnagels weder te drogen: zij geven aan alkohol dan
slechts enkele procenten van h u n gewieht af, terwijl de nog
n ie t geöxtracteerde nagels 35—45 °j^ e x tra c t leveren.
Kruidnagels moeten in glazen of steenen, doch n ie t in
metalen, v a ten bewaard worden, daar de vluchtige bestanddeelen
h e t me taa l a a n ta s ten en zoo de specerij v e rontreinigd
zou worden.
Hoewel de kruidnagelboom in verschillende strek en van
den Molukschen archipel in ’t wild is aangetroffen, ach t
men hem toch oorspronkelijk alleen th u is op h e t eilandje
Makian, te n zuiden van Ternate. Vroeger was men van
meening, d a t de nagelboom buiten de Molukken n ie t goed
i
¿Jd"fi--i' '
vife,'-''
.'ji”- f t I
m n
‘yM'-
fV-.- I