
3i!l
ïï: I
fe te :/ il ■
te ■ ili
' „ U u
fe ::|fe i
11
dat to t zekere mate ook in de oude begrippen en instellingen
wortelde, maar nu eenvoudig in vormen gegoten en toegepast
werd op eene wijze, die bedenking veroorloofde, en op een
gevaarlijke helling leidde. Immers werd al dadelijk beschikt
over meer grond dan rechtmatig, en aanvankelijk ook in beginsel
aangenomen, was en bleef de verrekening met belastingen
in geld (landrente) en arbeid (heerendiensten) een fictie. Het
was der Regeering niet te doen — in de eerste ja re n althans
zeker niet — om contractanten rijk te maken en de bevolking
tot welvaart te brengen. Eigen beheer moest ze toch al
spoedig opgeven; men kon het eenvoudig niet zonder de
hulp van particulier intellect en kapitaal stellen en riep
daarom de contracten in ’t leven. Gaven deze den üscus
geen of onvoldoende voordeelen, dan werd getracht naar
veranderingen, welke meer winsten beloofden. Maar, dan
kwam men alweder in conflict met de contractanten en, lieten
deze hun „non possumus” k l i n k e n , dan moest getracht worden
het op de bevolking te verbalen. Maar ook deze, hoe lijdzaam
ook, had hare eischen, zou ze niet to t een bedenkelijk prole-
ta iia a t vervallen, en andermaal hadden dan weder de contractanten
te ofleren, die men daarbij tra ch tte tegemoet te
komen door den drang en de medewerking to t verbeteringen
van de fabricage. Dat alles spreekt u it de reeks van de in
herinnering gebrachte talrijke besluiten, verordeningen en
voorschriften, maar allerduidelijkst spreekt uit deze voor en
boven alles en daarom zoo leerzaam: dat bepalingen, voorschriften
en aanbevelingen, zelfs met strafbedreigingen, gemakkelijker
u it te vaardigen dan toe te passen en te handhaven
zijn. Het geheel is niet meer dan een papieren-,
regeer- en regeling stelsel geweest, want waar éénmaal
regelingen waren getroflen en toegepast ten bate van contractanten,
bleven deze openlijk of bedekt voortleven, in
weerwil van latere tegenbevelen, intrekkingen en z.g. nieuwe
verbintenissen. De invloed der contractanten was mächtig.
Men heeft in het Nederlandsch parlement wel eens gesproken
van een planterspartij en inderdaad kon men eenig recht
hebben, als men ’t oog had en hield op de mede-vennooten
van den Staat, de oude suiker-contractanten. Achtten deze
een bepaling voor hun direct belang schadelijk, al spoedig
werd er luid geklaagd en gejammerd als stond hun ondergang
voor de deur en, al mocht het al eens waar zijn,
dat nieuwe bepalingen aanleiding zouden kunnen geven tot
mindering van winst, de voordeelen der contracten bleven
ZÓÓ aanzienlijk, dat er in waarheid heel wat af kon, vóórdat
van ruïneering sprake zou kunnen zijn.
Of wij dan den contractanten goede, zelfs groote winsten
misgunnen? Het is er verre van; elk arbeider is zijn loon
waard en waarlijk, de beheerders van groote fabrieken hadden
en hebben, geen gemakkelijke taak. Maar verkeerd
was, dat de eischen van het technisch beleid, te veel en te
lang ondergeschikt aan die van het administratief beheer
bleven ; dat men doorloopend te veel steunde op de regeering
en de medewerking van ambtenaren en hoofden, daarbij niet
of weinig acht gevende op de belangen der bevolking en bare
stemming en tevredenheid. Zoo bleven eigen krachten slui-
meren en leidde het beginsel van „we i n i g g e v e n t e g e n o
v e r veel o n t v a n g e n ” , to t een achterlijkheid in de
industrie, waarvan men eenmaal zou moeten opschrikken.
Reeds in het ontwerp-contract van 1836, was vrije arbeid bij
snijden en vervoer van riet en in de fabrieken als beginsel
neergelegd en toch hield men zich liever aan den dwang, niet
lettende op den daardoor op het volk drukkenden invloed,
geen rekening houdend ook met het feit, dat alle gedwongen
diensten op den duur kostbaar zijn en geen gezonden grondslag
leveren kunnen. Te blijven beschikken over het water als
drijfkracht, mocht in schijn een voordeel voor den fabrikant
heeten, het strekte stellig to t een onberekenbaar nadeel voor
het landbouwende volk, d at juist in den maaltijd het water
noodig had voor zijn tweede gewassen en, waar men den
stoom invoerde, daar ervaarde men hiervan daarentegen alras
fete 'i•'' •
■Í .
te ■'