
• !?
tabak in bepaalde eigenscimppen, die door de gebruikers gewild
zijn, versterkt.
Bij de zoo mächtig toegenomen productie en de veelheid
van soorten tabak, mag men er zich zeker over verbazen, dat
er nog zooveel aanleiding en behoefte kunnen bestaan tot en
voor het openlijk of bedekt toepassen van zulke stellig niet
altijd geheel onschadelijke middeltjes.
G e s c h ie d e n i s . G e b r u ik . H a n d e l .
ïo e n C o l um b u s in 1492 op het eiland Guana-hani landde,
zag men de Roodhuiden längs de ku st loopend „rookwolken
uit neus en mond blazende, die zij trokken uit een gedroogd
kruid, dat in een maïs blad opgerold, aan het eene einde
ontstoken was terwijl zij het andere einde in den mond hielden” .
Die rollen noemden de Indianen tabacco’s, en, beweren
eenige schrijvers nu, dat de tabak haar naam daaraan ontle
en t; anderen zijn van meening, dat het bekende kruid zijn
naam dankt aan de eilandjes Tobago ofTobasco in de Antillen,
waar C o r te z uitgestrekte tabaksvelden vond.
B il d e r d i jk l e id t d e n n a am v a n h e t g e l i j k n a m ig t u r k s c h
w o o r d , d a t b la d b e t e e k e n t , a f.
Van meer belang is intusschen de vraag „wanneer de tabak
de grenzen van haar moederland overschreed en over de ge-
geheele wereld in gebruik kwam ?
Na de tweede, expeditie van C o l u m b u s bleef de hem ver.
gezellende monnik R om a n a P a n a op St. Domingo achter en
van dezen hebben wij de eerste beschrijving der tabaksplant.
Het kruid (blad) zelf, werd Guioja of Cohoba en de pijp,
waarvan zich vooral waarzeggers bedienden, tabacco genoemd.
Als geneesmiddel werd de tabak in 1535 beschreven door
H e r n a n d e z d e O v ie d o . In 1854 werd Mexico door G e r u n im o
B en zo no en in 1555 Brazilië door A n d r é T h e v e t bezocht. Beiden
schreven over de tabak, die door den laatstgenoemde Petum
werd genoemd. In 1557 nam J e a n d e L e v r y het rooken in
Brazilië waar; hij verstond onder Petum echter een ander
kruid dan tabak.
In 1560 werd H e r n a n d e z d e T o l edo met een studie van de
flora in Amerika belast. Hij verzamelde omstreeks 1200 plan-
tensoorten, waaronder de tabak, die men in Mexico Yeti, in
Peru Sayri noemde en die als rook- en snuifmiddel werd
gebruikt. In Mexico gold de tabak bovendien als middel tot
stilling van den honger en dorst zoowel als tegen kies- en
buikpijn en andere kwalen.
Omstreeks het midden der XVI eeuw bracht men zaden
en planten naar Lissabon over. De hier aanwezige fransche
gezant, J e a n N icot d e V il l em a t n , ontving in 1560 u it den
koninklijken tuin een tabaksplant, die hij op eigen grond
overbracht en vermenigvuldigde. Van het gewonnen kruid
bood hij F r a n s II en Ca t h a r in a d e M e d ic i s een partijtje aan,
’t als een bizonder krachtig geneesmiddel roemende. Later zond
hij ook planten, die hij van den groot-prior te Lissabon had ontvangen
en ZOO kwam het, dat aan dit nieuwe product in Europa
aanvankelijk allerlei namen werden gegeven, naar de personen,
die e r zich voornamelijk aan gelegen lieten liggen. Zoo o. m.
gezantscbaps- en koninginne-kruid, of herbe du grand prieur.
Vóór N icot had de reeds genoemde T h e v e t planten uit
Brazilie naar F rankrijk gezonden en de tabak naar hem den
naam van Potium Theveti ontvangen. Meer algemeene bekendheid
dankte het nieuwe artikel echter aan den roep van
geneeskracht, die van N icot uitging. Naar dezen doopte D a -
l e c h a m p , in zijne in 1586 versehenen „Historia plan tarum ’’,
het geslacht Nicotiana, dat zijn naam in de wetenschap
heeft kunnen handhaven,
Uit Frankrijk vond de plant in 1565 door A do l f Occo van
Augsburg, haar weg naa r Duitschland en in 1580 door den
llorentijnschen gezant te Parijs, N ic o l a a s T o r n a b o n i, naar Italie.
Een Delftsch geneesheer, W il l em v a n d e r Me e r , schreef
aan zijn vriend N e a n d e r , dat hij in 1590 te Leiden voor het