
fïï'i
■ te ri ,í
i f te
;; ]
I f:
!ite
;t e■ il l■:
' i ! ■
.•!■! r.:
-ijiplantsoenen
staan bij die van Java verre ten achteren.
In het ja a r 1881, een buitengewoon günstig jaar, kwamen
te Londen, Parijs en New York nog resp. 115.360, 26.465,
en 31,400 collis kinabast meest u it Amerika, te r markt. Die
collis of seroenen zijn van ongelijke zwaarte, en op het kinine-
gehalte valt weinig peil te trekken; aan de cijfers heeft men
dus eigenlijk niet veel. Maar wij weten wel de gewichten en
het gehalte der gekweekte basten.
Moens berekende het gebruik van kinine in 1881 op 120000
kilo’s. Ongetwijfeld is het toegenomen, maar de ma rkt te
Amsterdam bood in 1893 dan ook omstreeks 278,000 kilo’s
aan ; was het doorsneê gehalte van den Java hast toen tot 5
pet. gestegen, men kan er veilig op rekenen, dat dit gehalte
bij lange zijn grens niet heeft bereikt, aangezien aile planters
er zich sinds ja ren op toegelegd hebben, hunne plantsoenen
door de voortkweeking van edeler individúen te verrijken.
Londen bood intusschen in ’t zelfde ja a r nog 3.083 collis
hast u it Amerika en 11.569 collis u it 0 . Indië, Java en
Afrika aan. Men kan zich dus een voorstelling maken, hoe
het evenwicht tusschen vraag en aanbod verbroken moet zijn,
en wonder mag het zelfs nog heeten, dat men op elke veiling
te Amsterdam en Londen voorr’t meerendeel der aangeboden
partijen nog koopers vindt, zij het ook tot prijzen, welke aan
de meeste planters geen winst laten. Java produceert echter
onder de betrekkelijk günstigste voorwaarden. De loonen
zijn er zeer matig, maar belangrijker is, dat de Java basten
door supérieur gehalte boven de producten van elders u itmunten.
Is de huidige toestand hiermede geschetst, van belang zijn
ook eenige cijfers u it den tijd der opkomst van de kinacultu
u r in Azië.
In 1869 zond Java een proefoogst naar Amsterdam. Tot
en met ’74 bedroegen de zendingen omstreeks 90,000 kilo’s.
Van invloed kon die deelneming aan den handel natuurlijk
niet zijn. Maar de gouvernements onderneming op Java be-
' H i i
loofde toen reeds aanvoeren in toenemende mate, en ook in
de jeugdige particulière plantages begon men in ’75 met h et
oogsten, zoo ook in de Engelsch-Indische plantsoenen.
Tot en met ’81 konden de gezamenlijke uitvoeren van Azië
echter nog geen groot gewicht in de schaal leggen, maar in
’82 kwam Ceylon niet 1)^ millioen en Britsch-Indië (Bengalen
en Madras) met millioen kilo’s te r markt en nu klimmen
de aanvoeren, vooral van Ceylon, zóó verrassend, d a tz e
aile andere ver achter zich laten en in de jaren ’8 3/84 t/m
'88/89 hun maximum, dooreen ruim zes millioen kilo’s hast
per ja ar, bereiken. In ’89/90 vangt een daling aan. In het
tijdvak ’89/90 t/m ’9 4/95 werden toch niet minder dan
2M millioen kilo’s gemiddeld ’s ja a rs verscheept; in laatst-
genoemd ja a r slechts 545,000 kilo’s, tegen 7,680,000 i n ’85/86 !
Tegenover die cijfers hebben de verschepingen van Bengalen
en Madras weinig te beteekenen! Een aanzienlijk deel
van de productie dezer landen wordt trouwens plaatselijk, te
Darjeeling in Bengalen, verwerkt en voor eigen consumtie
bestemd.
Toen Ceylon te rug liep, ging Java vooruit. In de jaren
’88/95 werden te Amsterdam ruim 24 millioen, dooreen, dus
3 millioen kilo’s ’s ja a rs verkocht; in ’88 nog maar 1,435,000,
in ’95 reeds 4,462,000! En, nu worde vooral niet u it het oog
verloren, dat de Java-basten gemiddeld het dubbele van de
Ceylonsche houden, zoodat de in ’95 verkochte partijen gelijk
(zoo niet mächtiger) geacht worden aan 8 millioen kilo’s
Ceyloneesche kinabast, — eene hoeveelheid die door Ceylon
nooit werd bereikt. De beteekenis van de Amsterdamsche
kinamarkt valt door deze beknopte overzichten zeer in het
oog; wij zullen straks de geschiedenis van die markt in herinnering
brengen.
Blijkens de berichten van Widenmann, Broicher and Co.
te Londen, werden hier aangevoerd:
. y