
: 1
t' •; '
■t: i
.! ìli:
i ' i ' I
lij-j
ll>:
: I
1
L : ï
1 1
• h 41.
■i-- ■•%'•
aÚ\Í'
ii'I.
JL ...
’ Jiff'.
” 5-;,
f^if
r ^ H Í.--
' " Í
•'-Î-.te / 1
;• ' fe
over de z.g. aanmoediging van kampong- of paggerkofüe).
Verständige bemoeienis, in o verleg met hoofden en
oudsten, kon inderdaad n u ttig werken waar het volk zijn
eigen belangen niet scheen te beseffen.
Maar de tijden veränderen, en daarmede de menschen.
Het was in den tijd dat men den Javaan lui noemde,
zelfs ten aanzien van eigen hoofdbedrijf. Daardoor kwam
men er vanzelf toe, hem voor te schrijven wat hij te doen
en te laten had. Maar dat sproot voort u it het stelsel van
cultuur-, heeren-, blandong- en transportdiensten, dat den
daarmede belasten „grondbezitter” geen vrije beschikking
liet, en de Individuen gemakshalve in het dessa verband
oploste. Het waren toch de dessa-hoofden, die de printah’s
negri (bestuursbevelen) ontvingen, en voor de nakoming
verantwoordelijk bleven. Het volk was bewust, dat h e t
zich niet aan zijn eigen belangen, de bewerking en verzorging
van zijn gronden, kon wijden, zoolang het daartoe
geen last had ontvangen.
Geleidelijk kwara verbetering. Alle hervormingen vragen
tijd, maar zeker is, dat het nu geldt „Java voor den
Javaan” in de eerste plaats. En moge men nog de vraag
hooren „wat heeft Nederland aan Indiö als ’t er geen
baten van tre k t” ?, zij zou beantwoord kunnen worden
met de weder vraag „wat zou Nederland nog te beteekenen
hebben, moest het Indiö missen” ?
De Rijst.
Beschrijving. De oudste berichten omtrent de rijst zijn
u it China afkomstig. Shing-noeng (d.i. „de Goddelijke landbouwer”),
een légendaire keizer in Oud-China, aan wien
alle oude regelingen betreffende landbouw werden toegeschreven,
zou al omstreeks 2800 j. v. Chr. eene ceremonie
hebben ingesteld, waarbij door den keizer elk ja a r op een
bepaalden dag eigenhändig rijst wordt uitgezaaid; wel
werden er vier veldvruchten gezaaid, maar de keizer bepaalde
zieh tot de rijst, als blijk dat deze de hoofdcultuur was.
(Tegenwoordig nog wordt deze aloude belangstelling in
den landbouw door de Chineesche regeering op eenigszins
andere wijze aan den dag gelegd: op het jaarlijksche land-
bouwfeest wordt door den Keizer en de voornaamste Staats-
dienaren niet gezaaid maar geploegd )
In Engelsch-Indische geschriften u it 1000 — 800 v. Chr.
wordt melding gemaakt van de rijst. Deze moet ook eeuwen
vóór Chr. reeds in Oost-Indiö voorgekomen zijn, en dus
niet zijn ingevoerd met de komst der Hindoe’s, al is het
zeker, dat deze tot bevordering van de natte rijstteelt
hebben bijgedragen. De naam Java, vroeger als „gierst-
eiland” geduid, schijnt inderdaad „rijst-eiland” te beteekenen.
De verschillende bij de rijstcultuur gebruikelijke benamingen
zijn niet van het sanskrit afkomstig, wat wèl het geval
zou wezen, indien zij eerst door Hindoe’s ingevoerd waren.
De belangrijkste van deze namen zijn: voor de te velde
staande rijst zoowel als voor de geoogste halmen, padi,
pari of pare; voor de rijst in den bolster, gabah; voor de
gepelde, bras, en de gekookte, nasi.
Voor alle stadiön van ontwikkeling der rijstplant bestaan
eigen namen. Merang noemt men het stroo, dat van de
geoogste halmen gescheiden is. De asch houdt veel potasch;
de inlanders maken van het aschwater gebruik tot reiniging
van hun weelderig hoofdhaar. Dedek noemt men de omhulsels,
vliezen en zemelen van de rijst; het geldt als
goed veevoeder. Menir heeten de gebroken rijstkorrels; zij
worden e.a. voor de bereiding van gebakjes gebruikt.
De rijst is een overblijvend gewas, al wordt ze als eenjarig
geteeld. H o l l e won van één zaaiing vijf oogsten.
Wordt een padiveld niet te hoog gesneden, zorgt men