
I !
.r ii
i ' . i - j !
te i
V i â . FFI
tfeeili ì f f l F ' Ì ' '
¡5i
beide weer tal van verscheidenheden, waarvan de namen
in verschillende deelen van Java niet gelijk zijn. >)
Men onderscheidt n a tte (sawah ) en droge- (tegal-, tipar-,
gogo-) padi, en noemt ze botanisch 0. sativa en 0. montana
(bergrijst), maar dit verschil wordt door de teeltwijze bepaald.
Beide kunnen toch zoowel op natte als op droge
gronden worden gekweekt. Botanisch noch chemisch zijn
0. sativa, 0. montana en 0. praecox (vroeg rijpende) te
onderscheiden; naarmate zij meer of minder tijd te r rijping
vragen, onderscheidt de inboorling ze in dalem of djero, d. i.
laat, gendjah, d. i. vroeg en tengahoe, d. i. tusschenbeide
rijpende. (Dalem en gendjah past men in gelijken zin toe op
andere gewassen als; maïs en katjang, klapperboomen enz.)
Naar de kleur onderscheidt men witte, roode en zwarte
rijst, naar het al of niet voorkomen van kafnaalden, padi
boeloe of p. tjempo, terwijl de p. tjereh, die geen Jjafnaal-
den bezit, waarschijnlijk als een bastaard van 0. sativa
en 0. glutinosa te beschouwen is; p. rawah, moerasrijst,
Staat wat de behoefte aan water betreft, het verst van de
p. gogo of tegal, en daartusschen ligt dan de p. sawah in
haar veelvuldige vormen.
Men mag aannemen, dat de rijstplant, van welke soort
of variëteit zij oorspronkelijk ook mocht zijn, door de cul-
tu u r overal een locaal karakter kreeg, en dat het reeds
hierdoor schier onmogelijk is de tallooze variaties scherp
te begrenzen, Bij herhaling zijn op Java vreemde soorten
ingevoerd, maar ha eenigen tijd herkent men ze niet meer.
Zoo ook ging het op Sumatra met hier van Java aangebracht
zaad. Bij wisseling van zaad heeft men daarmede
rekening te houden. Niet alleen toch zullen verschillen in
1) Men verdeelt de rijst ook wel in twee hoofdgroepen I. 0 . u tilissim a
Koerniclce.^ met de drie onderverdeelingen 0 . communis,, groote of gewone
rÿst, 0 . praecox, de vroeg rÿpende (in 4 maanden), 0 . minuta,, kleinkor-
relige, waartoe ook de 0 . montana of bergrÿst gerekend wordt. II. Oryza
g lutinosa XowmVo (kleefrÿst of ketan.)
bodemgesteldheid teleurstellingen kunnen veroorzaken, doch
van invloed zullen almede blijven verschil van luchtgesteldheid
en watervoorziening, en bestuiving met stuifmeel van
de in de nabijheid groeiende inheemsche rijst. Vast staat,
dat de dalem-soorten het meest en edelst product leveren ;
de aren onderscheiden zich van die d e r 'gendjah reeds door
meerdere grootte en zwaarte.
Als een bizonderheid van Oryza sativa kan hier nog
aangeteekend worden dat, terwijl de Gramineeën over ’t
algemeen weinig zetmeel in de bladen aanwijzen, de rijst
(even als de maïs) hierop eene uitzondering maakt. Voorts,
dat men de tjempo, een laat rijpende padi zonder kafnaalden,
een groot weerstandsvermogen toekent, maar dat zij
op vette gronden wel een zwaar gewas levert doch ten
koste van de vrucht. Om deze reden zou door proeven
uitgemaakt moeten worden, of zij meer in aanmerking
komen voor de teelt op minder vruchtbare gronden.
Eischen de vroeg rijpende padi-soorten slechts een viertal
maanden, de laat rijpende staan 2 - 3 maanden langer te velde.
Geographische verspreiding. Het stamland van de ryst-
plant zoekt men in het zuiden van Azie’s vaste land, waar
ze ook nu nog in het wild voorkomt. In ’t wild komt ze
echter ook voor in Centraal-Afrika, en wel längs de
oevers van rivieren. Daar die wilde rijst zich van de
gekweekte slechts onderscheidt door het gemakkelijker
afvallen van de schijn vruchten, is het moeilijk uit te maken,
of men met den wilden of een verwilderden stamvorm te
doen heeft. In Noord-Amerika treft men een verwant
gewas in het wild aan, de z.g. Indianen-rijst (Zizania aquatica).
Merkwaardig is, dat deze rijst zeer spoedig haar
kiemkracht verliest; alleen door haar vochtig te bewaren
bij 0° —2° C gelukt he t de kiem voor afsterven te behoeden.
Zij gelijkt op riet, waarvan zij zich onderscheidt door