
Met het aantal samen geplante zaailingen vermeerdert
zoowel bij elke rijstsoort als bij elke plantwijdte,
de uitstoeling; uitersten zijn 1 8 - 8 11. duimen voor
den onderlingen afstand der rijen en 5 - 8 voor dien
der planten in de rij. Elke zaaiplant toenling) stoelt met
minder u it naarmate men er meer bijeen plaatst, maar
het aantal spruiten per bouw neemt toe. Met deze
uitkomsten ging de waarneming gepaard, dat de
padi spoediger rijpt naar gelang men meer zaailin-
gen bijeen plaatste. Evenzoo ging in die mate de productie
van graan en in vele gevaUen die van het stroo
vooruit.
De plantende vrouwen steken een of meer plantjes in
den grond, al naar dat deze steviger of schraler o p ’t gevoel
voorkomen.
Het veld wordt afwisselend bevloeid en drooggelegd,
zoo noodig gewied. Al naar den ouderdom der bibit,^ de
soort . van padi, de weersgesteldheid, breekt na 2 a 4
maanden „het tijdperk aan, dat het schoonste van de
„rijstcultuur mag heeten. Het is dat, waarin de padi
„zieh bevrucht. De stengels zijn dan bevallig o ppschoten
¡en tot vollen wasdom gekomen en de opgerichte aar,
¡naarmate der soort zilverwit, geel, rood of zwart afgezet,
„vertoont zich in den frisschen glans harer kleuren.
Weinig minder schoon is echter het tijdperk der volle
¡rijpheid, wanneer wel het zachte groen geweken en de
„levendige kleur verschoten is, maar om over te gaan
¡in den gouden gloed der volle rijpheid, die uitnoodigt tot
„het vreugdefeest van den oogst” (Ve t h ).
Zoowel het oogsten als het planten worden ingeleid
door feesten (sedeka’s) en offeranden, met tal van formaliteiten,
welke op traditie berusten, en die door V e t h m
zijn groot werk „Java” uitvoerig zijn beschreven.
Het zou misschien wenschelijk zijn ju ist tegen den tijd
der bevruchting het veld droog te leggen; het droog leggen
stelt men echter gewoonlijk uit tot de korrel zich
gevormd heeft.
Het oogsten geschiedt alweder door vrouwen en liefst
door diegenen, die geplant hebben; wederkeerige hulp is
gebruikelijk; betaling in geld komt bij uitzondering voor:
die medewerkt heeft recht op een deel (bawon) van den
oogst, gewoonlijk 66n vijfde.
De padi wordt, halm voor halm, een paar handbreedten
beneden de aar afgesneden met een eigenaardig mesje (ani-
ani). Een potjong noemt men een bosje padi als de hand
omvatten kan; een gedeng, een partijtje potjongs to t omstreeks
vijf k a ti’s saamgebonden; een songga is vijf gedengs,
en 20 van deze geven een pikol d.i. 100 ka ti’s. Verder hoort
men van andere maten, als amets, tjaings, enz., alle naar
plaatselijke gewoonten ook verschillend in gewieht.
Als de padi gesneden en op het veld in bossen (gedengs)
gebonden is, stapelt men ze op hoopen en laat ze bij günstige
weersgesteldheid op ’t veld drogen. De bawon wordt
door de oogsters mede naar huis genomen. Mannen helpen
bij al deze werkzaamheden. Denkt men nu aan de feeste-
lijkheden, de voldoening, welke van maanden langen arbeid
genoten wordt, dan kan men zich voorstellen, dat de padi-
oogst een kermis in den goeden zin is. Bruiloftsfeesten zijn
nooit zoo menigvuldig als in de eerste weken na den oogst.
Dat de oogsttijd niet overal gelijktijdig invallen kan,
komt aan de arbeidsverdeeling ten goede en is o a . een
gevolg van het niet gelijktijdig beschikken over bevloeiingswater
en van het verschil in hoogte boven de zee.
Is het overplanten een omslachtig werk, het oogsten is
het öök; al wat werd beproefd om er verandering in te
brengen, droeg geen vrucht.
De regeering liet maaiers van Sumatra in Kedoe een
voorbeeld geven; men wilde er niet aan. Wat de vrouwtjes
zouden winnen, werden zij ontlast van het snijden en
planten, ’t zou op de mannen overgebracht worden, en