
Is
Wenscht de wetgeving nu, bij de vaststelling van nieuwe
bepalingen (1897), op eenigerlei wijze aan fabrikanten en
raffinadeurs nog eenige speling te laten, dan dreigen de oude
kwalen en zorgen, zij ’t in een nieuwen vorm, voort te leven,
en verdwijnt de quaestie niet van de agenda.
Komt men intusschen niet tot internationale overeenstemming,
dan zal Nederland, naar ’t voorbeeld van andere
Staten en de in den Duitschen Rijksdag duidelijk uitgesproken
beginselen, zich waarschijnlijk ook gedrongen acliten
een deugdelijke en afdoende herziening van zijn suikerwetgeving
te verdagen.
Belanghebbenden helpen de raadselen niet oplossen. Voor
hen is het van een overwegend belang, overponden te kunnen
maken, — product waarover zij zonder belasting de vrije
beschikking behouden, en dat zij, als ware het belast, met
welk bedrag dan ook, verhandelen kunnen. Daarin ligt hun
premie, hun voordeel, afgescheiden van hun eigenlijke bedrijfs-
balans, en ze zullen er zich wel voor wacliten, die stille premie
te doen overschatten.
Onderling hebben ze evenwel te concurreeren, en spreekt het
hierom vanzelf, dat ze den vollen accijns niet kunnen bedingen.
„Hoeveel suiker wordt er in Nederland werkelijk verbruikt
hebben we zooeven reeds gevraagd. Men zou meenen, dat
telde men de invoeren en de aangeslagen productie binnenslands
samen, en trok men van de som de uitvoeren plus de
opslagen in entrepôt af, men in 't verschil het antwoord
zou moeten vinden. In elk geval zou dat verschil dan toch
belastbaar heeten en men den verschuldigden accijns dus
onder cijfers dienen te kunnen brengen. Men komt er op
die manier echter niet, en grondt men, omgekeerd, op den
werkelijk ontvangen accijns een schatting van de consumtie,
dan heeft men alweder alle reden to t twijfelen.
De accijns bracht in d e j a r e n 1885/94 gemiddeld /8,197,864
’s jaars op, — het hoogst bedrag, f 9,033,209 in 1894 en
’t laagst f 7,600,800 in 1890.
In het vorig tienjarig tijdvak, 1875/84, was het gemiddeld
jaarlijks bedrag f 6,313,795. De laagste cijfers kwamen in
de jaren 1880 en 1884, — de hoogste in 1882 en 1878 voor.
Nemen we 27 cents aan als representeerende den op een
kilogram suiker drukkenden accijns, dan zouden in het eerste
tijdvak gemiddeld 23,384,42 kg. en in het tweede, dooréén
30,360,60 kg. suiker ’s jaars in consumtie gekomen zijn.
’t Komt wel wat heel weinig voor en in geen geval kloppend
met de berekeningen, die wij van onderscheiden particulière
zijden leerden kennen.
Alle berekeningen moeten falen en wel om verschillende
redenen, — smokkelarij zelfs niet in aanmerking genomen.
Eerstens, kent men de werkelijke rendementen der fabrieken
en raffinaderijen niet. Tweedens is ^ men onkundig 'aan de
prijzen, welke de overponden bedingen en ten derde, brengt
men bij alle scbattingen de suikers eenvoudshalve wel als
droge witte broodsuiker in rekening, maar niet alles wat
verhandeld werd was in dien vorm belastbaar. De afstand
van kandij 1® soort to t basterden en stroopen is aanzienlijk,
een fautieve uitkomst dus zeer verklaarbaar, — een rekensom
op zulke dubieuse gegevens, voor een goed deel slechts
fictie. 1)
Onderzoeken we de officieele statistieken van in- en u itvoeren,
dan nemen we waar, dat er zoowel in- als uitgevoerd
worden; ruwe suiker, kandij, witte suiker, basterden.
Ingevoerd werden zoo te samen, met inbegrip van binnenlandsche
suiker (ruw), to t verbruik aangegeven, in de jaren
1893/94 achtereenvolgens: 208,194,000 en 204,689,000 kilogrammen,
tegen uitvoeren resp. van 112,574,000 en 112,239,000,
op eenige millioenen na alles naa r Engeland. In d e ja ren 1893/94
•) Suiker en stroop komen voorts niet alleen als zoodanig in verbruik.
Aanzienlijke massa’s dienen tot onderscheiden bereidingen, —
koeken, suiker- en chocolade-werken, geleien en confituren, gecondenseerde
melk, bisquits, likeuren, bieren en andere dranken enz.
1 1 *