
■ I l
34
onder den opziener Hooveling. In ’59 kwamen Rioengoenoeng
(1625 M.) op liet Tiloe gebergte, 8 palen westwaarts van
Tjinj.; Kawah-Tjiwidei (1950 M.) op den Kendeng, 8 palen
westwaarts van Rioengoenoeng, en Nagrak (1625 M.) op de
zuidelijke helling van het Tangkoeban-Prahoe-gebergte tot
stand. In ’t volgend ja a r verrezen Rantja-Bolang (1917 M.)
2 palen westwaarts van Kawah-Tjiwidei, en Tjibitoeng (1527
M.) + 6 palen zuid-oost van Tjibeurem. op het Wajang-gebergte.
Aan het verrukkelijk meer Patengan op het Patoeha-Djam-
pang-gebergte, + 8 palen westwaarts van Rantja-Bolang, kwam
in ’62 het établissement Telaga-Patengan (1576 M.) en in
hetzelfde ja a r op de zuidelijke helling van den T. Prahoe,
vier palen zuid-oostelijk van Nagrak, het établissement Lembang
(1251 M.) in de onmiddellijke nabijheid van Ju n g h u h n ’s
heerlijk gelegen gouvernements-landhuis tot stand. Tusschen
Rantja-Bolang en Telaga-Patengan, ± 2 palen van eerstge-
noemd établissement, bouwde Jun g h u h n een groote passangrahan,
Lorrok-kidoel. Van hier voerde een ± 8 palen lang
voetpad door het oerwoud, längs het schoone kratermeer
Patoeha, naar de hoofdplaats van het district Tjisondari,
aan den grooten weg, die over Kopo naar Bandoeng voert.
Buiten Tjibodas stichtte Junghuhn dus negen établissementen,
waarvan twee (Nagrak en Lembang) ten noorden en zeven
ten zuiden van het plateau Bandoeng. Er waren inderdaad zijn
onovertroifen terreinkennis en energie noodig om in b etrek kelijk
korten tijd op zoo uitgebreid gebied goede plaatsen te
kiezen, deze door flinke wegen te verbinden en op elk établissement
in ruimen kring al verder paden te kappen, welke
de onderscheiden gebergten als in engelsche tuinen herschiepen.
Elk établissement werd onder rechtstreeksch beheer van een
Europeeschen opzichter gesteld, voor wien een woning werd
gebouwd en aan wien men een inlandsch opzichter (mandoer)
en eenige vaste arbeiders toevoegde. Ook voor deze werden
eenvoudige woningen, van bamboe en met atap gedekt, opgericht,
terwijl, naa r gelang van behoefie, dagelijks eenige
daglooners (koelies) dienst deden. Alleen te Tjinjiroean en te
Lembang beschikten de opzieners over een gesloten kweekhuis;
overigens deden overdekte kweek beddingen dienst. In 1863
had het opzieners-personeel zijn maxiraum sterkte van tien^
w.o. éen hoofdopziener (Swart) bereikt. Junghuhn achtte
; de proefnemingen daarmede echter niet afgedaan. In Mei
’57 bracht hij zelf 9 Calisaya-, 8 ovata- en 4 lanceolata-
planten naar Wonodjarnpi (2219 M.) op het Ajang-gebergte
in Bezoeki over en in ’63 werden door hem achter de
passangrahan op het Dieng-plateau, 2046 M. boven zee, 16
kinaplantjes (C. Calisaya, 0. Pahudiana of ovata, C. lancifolia
en C. succirubra) in een stevig omheind tuintje vereenigd.
In September ’65 waren hiervan nog 14 vrij krachtig ontwikkelde
heesters aanwezig. Het terrein was geheel open,
van bosch sinds lang geen sprake. De als succirubra ingeschreven
planten bleken caloptera’s te zijn. In dezelfde maand
werden te Wonodjarnpi nog 15 flink ontwikkelde boomen
aangetroffen, w.o. éen caloptera.
Moge hier nu reeds aangeteekend worden, dat de beide
laatstgenoemde proefaanplantingen niet uitgebreid en aan
zich zelve overgelaten werden; dat Tjibodas in ’66 afgeschreven
en bij ’s lands plantentuin getrokken en Telaga-
Patengan en Lorrok-kidoel in ’65 verlaten, en Rantja-Bolang
en Kawah-Tjiwidei toen vereenigd werden. De door Junghuhn
in de Preanger in beslag genomen oppervlakte omvatte omstreeks
75 □ palen (de paal + 320 bouws, een bouw
7096,5 □ meter) De verspreiding was gewettigd, en noodig
ter naspeuiing van de beste voorwaarden aangaande situatie
en aard van grond zoowel als van klimaat; beperking daarentegen
geboden, toen men omtrent die voorwaarden voldoende
gegevens had verkregen. Al had men zich aanvankelijk niet
angstvallig met financieele overwegingen het hoofd te breken,
— noodeloos mochten de kosten toch niet verhoogd worden,
te minder, omdat een strenge contrôle op de werkzaamheden
over een zoo uitgestrekt en verdeeld gebied, op den duur niet
3*
■■■I
te..'
■ ..j; .
. i-v
i! :
r ■
- 1