
1
:. ! a“ : r
■ n ialien
twijfel verheven, dat de qualiteit van een tabak zeer
afhankelijk ook is o. m. van het broeiings-proces, en dat de
bacterien hierbij een voorname rol spelen.
De tabakscontracten deelden in het lot van alle dwangcultures
(met uitzondering heden nog van de koffie). Het langst g e handhaafd
in Rembang, ontwikkelde zich, toen de overeenkomsten
baar einde naderden, een ernstige strijd over de
vraag, of baar verlenging, zij het onder gewijzigde voorwaarden,
al of niet wenschelijk moest worden geacht. In dien strijd
hebben de voorstanders van directe bestuurs-bemoeienis het
moeten verliezen. De gedwongen cultuur had de bevolking
niet to t zegen g e s trek t; de fiscus won er niet bij ¡am b ten a ren
en hoofden werden er van hun eigenlijken werkkring
door afgeleid en het particulier initiatief had zich bovendien
reeds krachtig getoond. In 1855 verrees de eerste vrije tabaks-
onderneming, in de residentie Besoeki. De heer F. A. N. Lo-
R E N T z bewees hier, dat men de bevolking best kon overreden
vrijwillig tabak te telen en deze tegen gereed geld, te r bereiding
voor de Europeesche ma rkt a f te staan. Ongelukkig
leidde zijn bemoedigend voorbeeld in menige streek al spoedig
tot overdrijving, waardoor de vrije ondernemingen, z. g. werkende
in vrijwillige overeenkomst met de bevolking, zich
zelven schade berokkenden, het eigen leven bemoeielijkten en
kwalijk konden strekken to t zedelijke verheffing van het
volk, dat of zijn gronden verhuurde, ôf zijn eigen, op voorschotten
geteeld, product afstond.
Toen de eerste particulière fabrikanten, in Europa planters
genoemd, ruime winsten behaalden, dacht elkeen die een toekomst
zocht, al spoedig, dat hij zich slechts als opkooper en
bereider van tabak had te vestigen om eerlang een rijk man
te worden. Ernstige teleurstellihgen waren de natuurlijke
gevolgen. De tropische zon broedt geen kennis en bekwaamheld
uit, welke overal te r wereld slechts de vruchten van
studie en ervaring kunnen zijn. De z g. tabaksfabrikanten
planten (sinds eenige jaren is dit ook anders) zelven niet.
Zij waren — en velen zijn nog — slechts opkoopers en be-
reiders van de grondstof. Tijdens de gouvernements-contracten,
toen het bestuur de gronden aanwees en hunne bewerking,
beplanting en onderhoud zoowel als de kweeking der bibit
leidde, konden de fabrikanten invloed op de teelt oefenen en
heeft die invloed ook nooit ontbroken. In den regel was een
contracts veld, door intensiever bewerking, geregeld en streng
onderhoud, wel degelijk van een vrijen aanplant te onderscheiden.
Tuk op veel tabak, werd door de in sommige streken van
Java, — vooral in Rembang, Kediri, Probolingo en Besoeki,
— als paddestoelen verrezen ondernemingen, meer gelet op
quantiteit dan op qualiteit, en de cultuurzin der bevolking
maar al te bedenkelijk geprikkeld door voorschotten op het
te veld staand of ’t nog te planten gewas. Begon men nu
al niet overal in de krachten voor behoorlijke verzorging te
kort te schieten, de onverschilligheid en daarmede de nala-
tigheid van de zijde der bevolking namen toe. Men had de
waarde reeds geheel of ten deele genoten. Allerlei quaestiën
rezen en nog in den jongst verloopen tijd hebben de koloniale
verslagen daarover, met betrekking tot Java’s Oosthoek, be-
droevende gescbiedenissen moeten leveren. Gelukkig blijven
er ook altijd verständige en loyale ondernemers.
De quantiteltsleer riep ook al spoedig den Crossoh-handel
in ’t leven. Crossoh noemt men o.a. het zandblad der tabaksplant,
dat, althans onder gewone behandeling, voor de E u ro peesche
m a rk t geen hooge waarde hebben kan. In plaats van
dit blad te weigeren, ontving men het gretig, vreezende dat
anders den mededingers een voorsprong gegund zou worden.
De planters konden nu een stap verder gaan en in stede van
de noodige zorgen aan het tijdig verwijderen van de zuigers
of uitspruitsels te wijden, gunden ze dezen den tijd tot ont