
u i
u
■ï idY
■; î J î ;
F : ' ÿ
F F Ÿ . 1 . F
Y.::7FF,¡
yI
f ;:.
;y’
: | r i i i |
FF!'"
‘FF! F " yF;:
Y ;
. ‘fei l'ife
' Y ! r i : i
: .YY f !
I te'
r h F
' i
f e
Fyy
fei !i
■!iF F'
Werd in deze door de wetgeving rekening gehouden met
het onbetwistbaar economisch feit, dat verlaging van consumtie
prijzen bij artikelen van dagelijksch gebruik steeds
toeneming van verbruik ten gevolge heeft, terwijl prijs-
verhooging het verbruik daarentegen drukt, dan zou men
gemakkelijker tot eene oplossing van de nu zoo moeielijk
schijnende quaestie geraken, daar handel en nijverheid beide
in een gezonden toestand komen zouden.
Zoolang de suikerpremies (opene of vermomde) de productie
blijven opdrijven en de zware belastingen een evenredige
consumtie tegenhouden, zijn er geen stabiele prijzen te verwachten
en zal men ookop een crisis voorbereid dienen te blijven.
Door intrekking der premies wordt overproductie voorkomen.
Vermindering van belasting zal toeneming van verbruik
ten gevolge hebben.
Bepalen wij ons voor een oogenblik tôt Nederland.
Een kostprijs ad ± f 12.— per 100 kilo’s bietsuiker
aannemende, wordt deze prijs voor den consument alleen
door den accijns reeds tot + f 39.— opgevoerd ‘ ). Voor
den consument ligt de druk dus degelijk in de belasting, ■—
of de kostprijs al wat hooger werd, zou betrekkelijk niet
gevoeld worden.
Reduceerde men de accijns nu eens flink, to t f 10.— b.v.,
dan zou de suikerpremie naar verhouding wel slinken, maar
niet geheel verloren in eens gaan, en men kan zich voorstellen,
dat, bij een gevoelige daling van den wlnkelprijs, als natuurlijk
gevolg van de mindere belasting, in een toenemend suikerverbruik
al spoedig een aequivalent voor de mindere heffing,
en misschien ook voor den inlandschen fabrikant, gevonden
zou kunnen worden.
') Door ’t raffineeren ondergaat het artikel natuurlijk een aanzienlijke
prijsverhooging al heeft de mededinging de vroegere
winsten der raffinadeurs zeer moeten beperken. Onder die mededinging
begrijpen we ook de witte suiker, welke door sommige
fabrieken in dadelijk verbruik wordt gebracht.
Gegeven nu :
a, een dertigtal fabrieken en enkele raffinaderijen, die beweerd
worden zonder rijks subsidie (hierin gelegen, dat
men ze als mede-belastinghefsters handelen laat) niet te
kunnen bestaan;
een twintig à dertig duizend hectaren bouwgrond, die
meer of min afhankelijk van de beetwortelsuikernijverheid
heeten ;
een belastingstelsel, dat meer dan bescherming, immers
mächtige bevoordeeling van eenige industrieelen heet te
verzekeren en, daartegenover:
een koloniale suikerindustrie, welke sinds 1890 geheel
aan eigen krachten en zorgen is overgelaten, ja die,
behoudens tijdelijke schorsing in een crisis-periode, zelfs
door een uitvoerrecht wordt belast;
een volk, dat zich een der aangenaamste en de voeding
bevorderende verbruiksmiddeien la at onthouden te r verzekering
van het bestaan van enkelen, en, eindelijk,
c. y
een belastingstelsel, dat den handel in eigen koloniale
suiker gedood heet te hebben, den fiscus gestadig zorgen
bereidt en to t onafgebroken waakzaamheid dwingt;
gegeven dat alles, en meer nog, dan moge in ernst gevraagd:
„hoe u it dien doolhof te geraken” ?
h .
c.
a.
h .
Maatschappelijke vyelvaart wordt geacht zich in de verte-
ring te uiten en, als de S taa t deze door accijns belasting treft,
wordt zeker op zeer redelijke wijs een deel van ’t inkomen
genomen. Maar, als een te hoog opgevoerde accijns het verbruik
in den weg moet staan en de verschuldigde feitelijk
door den fiscus met eenige industrieelen gedeeld wordt en
wel ZÓÓ, dat men naa r het aandeel van den stillen medebe-
lastinghefier raden moet, d a n . . . . ja dan zal zeker niemand
de bestendiging van zulk een ongezonden toestand kunnen
voorstaan. Is tegemoetkorning der suikerindustrie nog noodig,
en zeer zeker heeft de historie hier een woord ook mee te
spreken, dan hebbe ze openlijk en ioyaal plaats.