
I I . V a n v e r s c h i l l e n d e in z e n d e r s .
92. Sumatra, oogst 1843.
93. Ankola.
94. Painau.
95. Agam.
96. Padang Paiidjang
97. Moko Moko.
98. Palembang.
99. Ajer Bangies.
100. K le in Mandheling.
101. Pad ang, Padang.
102. Lahat, Palembang.
103. Groot Mandheling.
104. For t van der Cappellen.
105. Pajakombo.
106. Benkoelen.
C. C E L E B E S .
I. V a n d e N e d e r l . H a n d e l M a a t s c h a p p i j .
i I I I . Menado Menado.
I 112. Bonthain Macassar.
I
’ 113. Boen gei,
1 114. Paré Paré
107. H o o g geel, Menado
108. Geel »
109. Blank "
n o . Belang
V a n d e n H e e r L. A. II S t e l l i n g , A m s t e r d a m .
115. Loewoe, Celebes.
116. Bonthain "
117. Boen gie.
III. V a n d e H e e r e n G a rm s & C o ., A m s t e r d a m .
118. B o en g ei Macassar.
119. Patjoh "
120. Lahat Macassar.
IV. V a n v e r s c h i l l e n d e i n z e n d e r s .
121. Boengi.
122. Goa.
123. Gorontalo.
124. Paré Paré.
125. Bonthain.
126. Loewoe.
D . T IM O R .
V a n v e r s c h i l l e n d e i n z e n d e r s .
127. Timor, Timor.
128. Timor, oogst 1892.
129. Timor.
K O F F I E .
Besehi-ijTing. Geographische verbreiding,
Onder de tropisclie producten, die, vooral in den Euro-
peeschen en Amerikaanschen handel, om den voorrang dingen,
trad de koffie meer en meer op den voorgrond.
Onder koffieboonen, kortweg: koflie, worden verstaan de
van hunne hulsels bevrijde en gedroogde zaden van altijd
groene boomen of heesters, die to t de Rubiaceen behooren en
met hun verscheidenheid van soorten het geslaclit C o f f e a
vertegenwoordigen, waarvan de C 0 f f e a a r a b i c a als type
geldt.
In het wild groeiend kan deze een hoogte van drie tot tien
meter bereiken. Door toppen en snoeien beperkt men de cul-
tuurplant in haar ontwikkeling meestal tot een k twee meter
hoogte, zoowel tot bevordering van een regelmatiger pi oductie
als - en wel voornamelijk — te r vergemakkelijking van het
oogsten der rijpe vruchten.
De takken der koflieplant staan kruiswijs op den stam en
ontwikkelen zieh in den na tu u rsta a t meer in de lengte dan
in dikte, waardoor zij al spoedig een neiging tot neerbuiging
vertoonen. De elliptische, donkergroene, glanzige bladen zijn
gaafrandig, een weinig golvend, kort gesteeld en tegenover-
gesteld; tusschen deze treft men spitse steunblaadje,s.
In vorm, afmetingen en kleur, verschillen de bladeren in-
tusschen zeer al naar de soort of varieteit der koffie, zoowel
als door plaatselijke invloeden van bodem, klimaat en cultuur.
De tot bijschermen vereenigde bloempjes komen als een
krans uit de oksels der bladeren te voorschijn. Zij bestaan
uit een zeer kleinen, vier- of vijf-tandigen kelk, een witte,
trompet of trechter-vormige kroon met een vier- of vijf