
“ f f
VI. MODELLEN.
1. B u i t e n z o r g . Soendaneesche Tabakskeif- Inz. Dr. R. H . C. C.
bank en mes. Scheffer, 1874.
2. Ma d i o e n . Model van e en toestel om tabak
op te drogen.
3. P a s s o e r o e a n . Mes, gebruikt tot het afsnijden
van gedroogde tabaksbladeren.
4. P a d a n g s c h e B o v e n l a n d e n . 3 Tabaks- Ten to onste llin g Batamatjes.
via, 1893.
5. A fb e e ld in g van een Tabaksplantage. U itg . v. Aangekocht in 1894.
Gocring Scl’.midt, -A u slän d isch e Kulturpflanzen.
T A B A K .
BesclirijYiiig-. (ieogTiipliische vcrln-eidiiig-.
Eenige soorten van het to t de familie der Solonaceae he-
hoorend geslacht Nicotiana leveren, in hare bladeren, de alom
bekende tabak.
De tabaksplant bij tiitnemendbeid, Nicotiana Tahacum L.
is een sierlijk, kruidachtig, meest dcnjarig gewas, met een
opgerichten, weinig vertakten, groenen en behaarden stengel.
De bladeren slaan afwisselend; zij zijn groot, kort ge.steeld,
enkelvoudig, gaafrandig, zacht, evenals de stengel met klier-
dragende haren bezet, breed langwerpig of elliptisch, aan den
voet wigvormig, aan den top geleidelijk spits toeloopend; die
boven aan den stengel zijn omgekeerd eirond, zittend, min of
meer stengelomvattend. De bloemen zijn groot, tweeslachtig,
regelmatig; zij staan in krachtige, .samengestelde pluimen,
waarvan de uite rste takken kort z ijn ; schutbladeren lijnvormig.
De kelk is nablijvend, vergroeidbladig, wollig, bladachtig,
eivormig, met vijf driehoekig-lancetvormige tanden. De kroon
is vergroeidbladig, van buiten met zachte haren bedekt, met
een groene bnis, die van boven gezwollen is en een rooden
of rooskleurigen zoom draagt van vijf uitgespreide driehoekige
lobben. Meeldraden vijf, viij, aan de kroonbuis vastgehecht,
ongelijk van grootte. Eierstok vrij, bovenstandig, eirond met
kegelvormigen top, met een .«chijf onder bet vruchtbeginsel,
dat tweehokkig is, elk hokje met vele zaadknoppen; de stijl
is dun, rond, korter dan de meeldraden ; de Stempel breed,
f.,-'
F f f
■ 1 '■
' k ■.
I ■'i'te
. i ■
r'' •
' j