
WÊ
48
onder günstiger voorwaarden tot volle ontwikkeling te brengen.
Hoog of laag toppen is van grooten invloed op ruimte en
siibstantie van blad. Eenige der fraaiste en krachtigste planten
laat men in bloei scbieten en vrucht dragen, te r voorziening
in de behoeften aan goed zaad. Intussclien blijft aanbevolen
niet altijd van eigen gewonnen zaad voort te kweeken; wis-
seling met andere ondernemingen is nuttig, zooal niet noodig
te r voorkoming dat men zijn gewas onmerkbaar maar schier
zeker verzwakt. Gestadige voortkweeking in dezelfde generaties
van dezelfde gronden, kan nimmer aanbeveling verdienen.
Met bet onderhoud van den aanplant liad een geleidelijke
aanaarding der planten plaats.
Elk planter verlangt de grootst mogelijke productie v.ui
zijnen grond. Men dient echter wel op zijn hoede te zijn bij
liet streven naar veel product door te gesloten aanplantingen.
Afgescheiden van het feit, dat de ruimte waarover elke plant
beschikt, almede de qualiteit van haar bladeren kan beheer-
seben, moge in gedachte blijven, dat elk veld zijn onderhoud
vordert, dat de werklieden zich dus tusschen de plantenrijen
moeten kunnen bewegen zonder gevaar voor beschadiging der
bladeren en dat deze, elkaar te veel rakend, ook allicht blootstaan
aan scheuring en breking bij sterke beweging.
49
H e t o o g s t e n .
Men onderscheidt in vele streken een vóór- en na-oogst;
gene komt, op Java, in den drogen, deze tegen den regentijd
binnen. De eerste zal dus meestal van hoogere gronden als
eerste-, de laatste als tweede gewas, van de sawah’s gewonnen
zijn. De groote vraag is: wanneer moet de tabak
rijp, d. w. z. oogstbaar heeten? Zoodra o. m. de bovenste
bladeren beginnen te bangen, hun opgerichten stand verliezen
en het bladweefsel zich tusschen de' nerven eenigszins ruim,
d. i. oneffen voordoet. Had het gewas veel regen, dan komt
het er op aan vooral niet te vroeg te oogsten; overvloedige
regen geeft vale-, droogte een roode en heldere tabak. Overrijpe
tabak heeft een roodbruine-, te jeugdige- een vale of
vaalgroene kleur.
Over den invloed van regen en droogte en de afwisselende
behoefte daaraan loopen de meeningen, van ervaren planters
zelfs, uiteen. Men kan ook niet verwachten, dat verschillende
streken te dien aanzien dezelfde eischen stellen. Kende men
deze al met zekerheid, men zou toch een volstrekte of volkomen
voorziening schuldig kunnen blijven. Men zal er in ieder geval
zooveel mogelijk aan te gemoet trachten te komen door
een naar de plaatselijke ervaringen te regelen planttijd.
Daar de bladeren aan eenzelfde plant niet gelijktijdig tot
volkomen ontwikkeling komen en rijpen kunnen, zou een
geleidelijke oogst, bladsgewijs, de voorkeur verdienen en werd
die dan ook wel beproefd. Maar, over ’t algemeen moest men
in Indië tot het oogsten van de plant in baar geheel terug-
keeren. Uit Nederland kwamen klachten, d-at de bij blad
geoogste tabak niet waterboudend was, bij de bewerking voor
sigaren na de bevochtiging brokkelig en onsterk, dus onhandelbaar
werd. En, op de ondernemingen ervoer men ook
al moeite met het drogen en verkreeg men veel z. g. door-
geslagen, gedrukt, verbroeid product. Men keerde dus tot het
oogsten van de geheele plant terug. Met eenen slag wordt
deze boven den grond gekapt; om den stengel slaat men, van
een plaatselijk het best te verkrijgen vezelstof, een lus, w a a rdoor
de bevestiging aan een veerkrachtigen draagstok van
bamboe, to t vervoer naar de scburen gemakkelijk wordt. Bij
dit vervoer heeft men nauw toe te zien dat de bladen geen
schade lijden door schuring of wrijving. Het oogsten heeft
liefst over dag, eenige uren na zonsopgang plaats. Men zorgt
er evenwel voor, dat de geoogste planten niet te veel aan de
feile zonnestralen blootgesteld blijven.
De onderste bladeren (soetjens) van een tabaksplant, zijn
lichter van kleur en kunnen tegenwoordig, als ze gaaf en
sterk zijn, de hoogste prijzen behalen. Daarom plukken som-
4