
•I V' i
' ■ J'.
: I
■lit Y
1^ ■
• 1
niet beproefd, en daarop zijne voorspelling van geringe handelswaarde
gegrond hebben? Phoebus zocht een anderen
uitweg. Hij beval het gebruik der kinabloemen als thee aan !
Alles te zamen »toekomst-inuziek” , die de kina-cultuur op
Java te lang slechts tegenhield.
In Britsch-Indië had men spoediger beslist. Reeds in zijn
rapport van 1864/65 deelt Mac Ivor mede, dat er de Pahudiana
(van Java ontvangen) de micrantha, de nitida en de
Peruviana niet verder vermenigvuldigd werden, wegens te
gering kinine-gehalte. Met de Pahudiana’s hadden ook de
lanceolata’s afgedaan. De verwantschap was te groot, om
verschil te maken.
C i n c h o n a H a s s k a r l i a n a . Einde ’63 stonden er in
den vollen grond ruim 5000 u it Java-zaden, en ruim 2000
uit stekken gekweekte Calisaya’s, — onder deze eenige z.g.
oudere boomen, afkomstig van de oorspronkelijk ingevoerde
zaden en planten In ’64 werden die 5000 onder betere
voorwaarden gebracht, door het opkappen van het bosch,
waarin zij geplaatst waren. De hooge waarde, welke aan de
Calisaya’s werd toegeschreven, kon die zorgen billijken. In
het jaarverslag over ’65 moest echter aangeteekend worden;
„in het rapport over ’64 werd gewag gemaakt van 5000
„stuks planten, opgekweekt u it Calisaya-zaden van Java, In
„algemeenen habitus vertoonen deze planten een aanmerke-
„lijk verschil met de uit stekken gekweekte Calisaya’s. De
„vorm en beharing der bladeren, hun donkerder kleur, in ’t
„geheel de weliger groei, gaven feitelijke verschillen te kennen,
„die sterk in ’t oog vielen en waarop ik dan ook herhaal-
„delijk gewezen had. Maar Junghuhn zelf had deze boomen
„gekweekt uit zaad van Calisaya’s te Tjibodas; hij had ze
„gedurende 5 à 6 jaren in hun ontwikkeling gevolgd en was
„in deze te r zijde gestaan en gerugsteund door de opinie
„van een bekwaam scheikundige. Bij zulke antecedenten
„stond het niet aan mij, de identiteit dadelijk te ontkennen,
„maar moesten positieve kenmerken — bloemen en vruchten —
„worden afgewacht om eene nauwkeurige bestemming
„mogelijk te maken en daardoor den waren aard te
„leeren kennen. In Maart ’65 hebben een paar boomen
„bloemen en vruchten gezet, en een onderzoek en vergelijking
„van deze moesten mijn vermoeden — mijn twijfel — be-
„vestigen Evenwel, in belangrijke quaestiSn als deze, wordt
„de uitspraak van een erkende autoriteit gevorderd, en zijn
„daarom verzamelingen van gedroogde takken, zooveel mogelijk
„met blad, bloem en vrucht, voor ’s Rijks herbarium te Leiden
„gereed gemaakt, ten einde door Miquel aan een onderzoek
„onderworpen te kunnen worden. Weldra zal de ontstane
„twijfel dus opgehelderd kunnen worden. Daar de naam
„eener plantensoort nog niet haar deugdelijkheid bepaalt,
„zijn intusschen basten van eenige boomen dezer soort door
„de heeren Maier en Bernelot Moens scheikundig onderzocht
,en hebben de analyses de geringe waarde reeds in het licht
„gesteld.” Sedert waren wij gewoon van de twijfelachtige
Calisaya te spreken. De inlandsche werklieden zeiden ook
„dubia” . Miquel herkende in de soort geen Calisaya, kon ze
evenmin tot een andere reeds beschrevene terugbrengen en,
daar hij in Hasskarl’s herbarium gelijksoortig materiaal aantrof,
doopte hij onze Calisaya dubia als Cinchona Hasskarliana.
Sehr, heeft van den aanvang a f aan een hybride gedacht,
voortgekomen u it de kruising van een Pahudiana en Calisaya
te Tjibodas, en in die meening is later ook door Moens gedeeld.
Jammer in elk geval, dat de Hasskarliana als kinine-produ-
cente niet in aanmerking kon komen, w ant de boom groeide
welig en gevoelde zich op Java bizonder tehuis.
Zoo hebben dan de Pahudiana, de Hasskarliana en daarna
de Ledgeriana kunnen bevestigen hoe moeielijk het is, eene
kinaplant te willen determineeren zonder beschikking over
volledig m a te ria a l: bloemen en vruchten. Herinneren wij
liierbij nog aan de caloptera en de cordifolia, die van elkaar
al even kwalijk te onderscheiden waren als de lanceolata van
de Pahudiana. Junghuhn hield voor succirubra, wat later