
rr% -
■J
ii.
I I, ^
-■ : '}
■ ;i {;:/
I
■ I, i
: : J!
r i f
■ r i
.•1 . !
I
iii'f'
fY[::
f f te -1 . ^ ■
terif-te
î ' iTy L
133
moet nog gevonden worden. De takbast, welke natuurlijk
jonger is dan de stambast, houdt ook minder alkaloïd.
Dat de toeneming in leeftijd van den kinaboom ook eene
vermeerdering van het alkaloïd-gehalte van den hast tengevolge
heeft, is bekend ; evenzoo, dat deze toeneming hare
grenzen heeft. Op welken leeftijd de kinaboom echter ziin
maximum-gehalte aan alkaloid bereikt heeft, en of dit
constant blijft dan wel achteruit gaat, hieromtrent heeft de
wetenschap nog geen oordeel geveld. De voorloopige onderzoekingen,
in de laatste jaren op dit gebied gedaan, toonden
wel reeds aan d a t ' bij 0. Ledgeriana de grootste toename
van het alkaloïd-gehalte plaats heeft in de eerste helft van
het 2e jaar, zoodat de toename naar verhouding het grootst
is, wanneer het plantje den leeftijd bereikt tusschen 1 jaar
en 1 ja a r en 6 maanden, namelijk van 2,18 pet. kinine op
éénjarigen leeftijd to t 4,49 pet. kinine op een leeftijd van
1 ja a r en 6 maanden; er dus een verdubbeling van gehalte
is waar te nemen. Na volbrachten tweejarigen leeftijd bleek
het gemiddeld gehalte van een lOOOtal boompjes (van enten
van moederboom 38 f., waarover deze onderzoekingen loopen)
6,90 pet. te zijn geworden, terwijl dit op 3-jarigen leeftijd
gestegen was tot 9,60 pet. kinine. Tot op het einde van het
4e ja a r is steeds stijging waar te nemen, doch schijnt dan
ook het maximum bereikt te zijn; want van dezen leeftijd
tot het 7e ja a r (over langer tijdvak loopen n.l. de onderzoekingen
to t nn toe niet) blijft het constant en is dus bij
gezonde boomen noch voor- noch achteruitgang waar te nemen.
De wortelbast is, evenals de stambast, zeer rijk aan
alkaloïd, doch bevat in tegenstelling van den stambast meestal
meer cinchonine, cinchonidine en kinidine.
Boven werd reeds medegedeeld, dat, tot op zekere hoogte,
de bast rijker aan alkaloïd is naarmate hij ouder is en dat
takbast, als zijnde jonger dan stambast, ook minder alkaloïd
houdt. Bij den wortelbast is dit daarentegen niet het geval.
De onderzoekingen hebben hieromtrent geleerd, dat het
139
kinine-gehalte bij 12-jarige, 7 jarige, 4 à 5-jarige en 2i/<î-jarige
C. Ledgeriana, in de middelmatig dikke wortels grooter is
dan in dikke (dus oudere) wortels, en moet dus de planter
er op bedacht zijn om bij het oogsten den boom zooveel
mogelijk in zijn geheel u it te graven en vooral geen dunne
wortels in den grond achter te laten. Zelfs hevatten de
wortelvezels en de haarwortels nog een betrekkelijk hoog
alkaloïd-gehalte, o.a. bij 7-jarige boomen tot zelfs 3 à 4 pet.
kinine.
Van het groot aantal bekende soorten en variëteiten worden
tegenwoordig op Java nog slechts 3 soorten gekweekt, n.l.
de C. Ledgeriana, de C. officinalis en de 0. succirubra.
De eerstgenoemde, waarvan de bast uitsluitend gebruikt
wordt tot fabriekmatige bereiding van de zwavelzure kinine,
bevat het hoogste kinine gehalte, met soms weinig of geen
cinchonidine.
Zoo bevatten de op Java voorkomende moederboomen No.
38 en No. 23 het navolgende gehalte :
No. Kinine. Cinchonidine.
Kinidine.
Cinchonine
en
amorph alk.
Totaal
38
23
9,41 %
10,04 // 0,02
— 1,59%
1,21 //
11,00 %
11,27
Bij afstammelingen van deze boomen werd zelfs een kininegehalte
gevonden (berekend op absoluut drogen bast) van
12—14 p e t.! (Invloed van rijken, of voor kina meer geschik-
ten bodem ?)
De tweede belangrijke soort, welke zoowel voor fabrieks-
als pharmaceutische doeleinden wordt gebruikt, en in den
regel veel en slechts bij uitzondering zeer weinig cinchonidine
bevat, is de C. officinalis. Als u iterst kinine-gehalte werd
vroeger opgegeven 1 ,7 4—7,52 pet. (v. Gorkom); de Vrij vond
een C. officinalis met een gehalte van 9,10 pet. en in de laatste
f :