
I?! If
Si-il
f / l
■ ,i !f■ ' I
I '' te
bekendheid met of veronachtzarning van de eischen, welke
zijne cultuur stelt. Immers, hier laat men de schadelijke ge *
steldheid van den niet eens behoorlijk voorbereiden en he-
werkten bodem voortduren of roept die zelfs in het leven;
daar let men niet op de hoedanigheid van het zaad, de
kweekplantjes (bibit) of het voor de kunstmatige vermenigvuldiging
gekozen materiaal (entrijs, stekken); ginds plant
men te dicht en laat men het opkomend geboomte door
gebrek aan licht en lucht verstikken of spichtig en schraal
opgroeien. Dikwijls denkt men te sparen door onvoldoende
onderhoud van bodem en plantsoen, niet overwegende dat
deze zLiiniglieid de wijsheid bedriegt, en de toekomst er aan
geoflerd wordt. Weinig wordt er vaak gelet op den aard
van den ondergrond, op günstige voorwaarden to t goede afwatering
en eindelijk acht men opkomende verschijnselen,
b.v. van insecten of woekervegetatie, gering — om spoedig van
hun overweldigende massa te schrikken.
Onder plagen hebben wij in de eerste plaats aanvallen van
gedierte te v e rsta an ; zij kunnen zoowel gevolg als oorzaak
van ziekte zijn. Hoe spoediger men bij de hand is te r ver-
delging van insecten, des te meer hoop bestaat, dat de plaag
beperkt zal blijven. Maar de aanvallen kunnen verrassend
snel opkomen, en dan is er aan eene dadelijke verdelging,
door welke middelen ook, niet te denken. In de laatste jaren
had men op Java meermalen te strijden tegen rupsen ’), in
zoo groote hoeveelheden, dat het vangen een onbegonnen
werk bleek. Het zou inderdaad te ontraden zijn, daartegen
kostbare middelen aan te wenden. In de landen met een
gematigd klimaat denkt rnen er slechts aan als het beschadiging
van naaldboomen geldt, aangezien deze een gering
herstellings-vermogen hebben en er veel van het kaalgevreten
naaldhout sterft, indien op den aanval der rupsen een droge
•) Onder de groote soorten treft men Attacus atlas, Daphnis hypothous
en Lebeda plagifera.
zomer volgt. Loofhout heeft meer reproductie vermögen en
in Mei ontbladerde boomen hebben althans een gedeelte van
hun bladeren reeds in Juni terug. In de tropen is het re-
productie-verinogen veel grooter, de door kaalvreten veroor-
zaakte schade dus ook van minder gevolgen. Bovendien brengt
iedere insecten-vermeerdering een toeneming van sluipwespen
en parasietvliegen, alsmede het verschijnen en zich uitbreiden
van besmettelijke ziekten (schimmelvlekken, llacherie, enz.)
mede. Daardoor wordt na 2 à 3 generaties vanzelf een eind
aan de plaag gemaakt.
Soms kunnen vanggreppels dienst doen om den rupsen het
voortschrijden te verhinderen. Die greppels moeten dan hellend
zijn aan den k an t waar de rupsenplaag heerscht, — steil
aan den anderen kant. Van afstand tot afstand moeten in
die greppels putjes geslagen worden, waarin de insecten zich
bij duizenden verzamelen en gemakkelijk onschadelijk worden
gemaakt. Dr. Ritzema Bos gaf in den zomer van ’94
de volgende middelen te r verdelging van bastaard nipsen
aan; ze kunnen zeker met goede hoop ook tegen andere
insecten beproefd worden : W a ar zich in jonge dennenbosschen
plaatselijk een groot aantal bastaaard-rupsen vertoonde,
beval hij bespuiting der boomen met een petroleum-
emulsie aan, saamgesteld u it één kilo groene zeep, opgelost
in 15 liter water, en cfuchtig dooreengemengd met 10 liter
petroleum. Hoe eer men bespuit (met een pulvérisateur) des
te b eter; het jonge broed is gevoeliger dan het volwassen
gedierte. W a ar zich plaatselijk rupsen of cocons op den bodem
verzamelen, werd het eveneens door genoemden geleerde
aanbevolen middel : bestrooiing met ongebluschte kalk en
begieting van deze met water, met goeden uitslag bekroond.
De verhitting, die bij ’t blusschen der kalk ontstaat, schijnt
voldoende to t dooding van de insecten.
In nieuwe aanplantingen van kina ondervindt men dikwerf,
dat de pas uitgeplante bibit aan den wortelhals afgevreten is.
Merkt men ’t verschijnsel op, dan is het zaak in den omtrek