
Tot voorlichting van ambtenaren en particulieren werd in 1868
eene „ B i j d r a g e t o t d e k e n n i s d e r k i n a c u l t u u r ”
gepubliceerd ; in 1869 op last der regeering, eene »No t a
b e t r e f f e n d e d e b e l i a n d e l i n g d e r k i n a p l a n t
e n ” gedrukt en verspreid; in 1870 een » S c h e t s e e n e r
h a n d l e i d i n g v o o r d e k i n a c u l t u u r ” geschreven,
en deze in 1877 herzien (Ogilvie en Co., te Batavia). Het
ja a r 1869 was van beteekenis wegens de verspreiding van
6000 kinaplanten over 16 gewesten van den O.-I. archipel,
het initiatief van eenige particulière ondernemers (buiten
Waspada en Tjiomas, werd de kina op de landen Koripan,
Pondok Gedeh, Pamanoekan en Tjiassem, Tegal-Waroe,
Tosarie en, door van Gils en Schreiber, in de Padangsche
bovenlanden ingeleid) en het verzenden naar Nederland van
een proefoogst. *)
Den 22en September 1871 ontvingen de établissementen
op het T. Prahoe gebergte een bezoek van den gouverneur-
generaal Mijer, die met nadruk zijne tevredenheid over de
werkzaamheden u itte en in wiens tegenwoordigheid vier
uitgezochte kinaboomen (4 soorten) werden ontgraven en
geschild, Aan bezoeken, zoowel van vreemdelingen als van
ambtenaren. was er trouwens nooit gebrek; niet alleen trok
de nieuwe cultuur tal van belangstellenden, maar waar zou
men in de verrukkelijkste bergstreken zoo uitnemende gelegenheid
vinden om zich gemakkelijk längs goede paden te
bewegen en in wel ingerichte passangrahans of opzieners-
woningen uit te rusten ?
Moge hier to t sluiting van het derde tijdvak nog aange-
9 Bij circulaire van den directeur yan het binnenlandsch bestuur van 13
Maart ’69, werden de hoofden van gewestelijk bestuur nitgenoodigd de verspreiding
der kina onder de bevolking te helpen bevorderen. De kostelooze
verstrekking van zaden en planten aan particulière ondernemers werd in
1883 gesloten. Voortaan zouden openbare veilingen worden gehouden. Het
kinazaad was reeds een artikel van handel geworden en had kostelooze ver-
strekking dus geen zin meer.
teekend worden, dat tegen het einde van ’t voorgaande, de
sympatliiën voor de nieuwe cultuur toen al vrij wat bekoeld
waren. Nog lang, onder de gouverneurs-generaal Pahud en
Sloet van de Beele, noerade men de cultuur een bizondere
onderneming van die landvoogden, maar in de staten- generaal
bleek men ongeduldig te worden er, ontmoedigd ook door
den feilen strijd, dien de cultuurbeginselen en de keuze der
soorten hadden uitgelokt. Na Jungliuhn’s overlijden werd er
in de staten-generaal gedurig gevraagd: »of er nu niet
eens een einde aan die kostbare kina proeven komen moe.st” ,
en verzuimde men daarbij niet op de betere uitkomsten in
Britsch-Indië te wijzen. Dat ongeduldig Staren op goede
uitkomsten vooral, drong in 1869 tot het oogsten — ware
’tw a t ontijdig — van een proefje kinabasten.
V i e r d e p e r i o d e . 1873 to t heden. Bij besluit van
14 Maart ’75 werd de directeur der onderneming to t een
andere betrekking geroepen en de scheikundige Bernelot Moens
bij besluit van 30 Maart als zijn vervanger aangewezen.
Moens was met de onderneming en het personeel volkomen
vertrouwd en hij had zijn voorganger meermalen op diens
niaandelijksche tournées vergezeld. In zijn verslag over het
jaar ’75, gaf hij andermaal uitdrukking van zijn bevin-
dingen, daarbij recht doende aan hetgeen sinds Maart ’64
tot stand gekomen was. Moens had geen reden veranderingen
in de werkzaamheden te brengen. Eene betere organisatie van
het opzienerspersoneel, kwam bij besluit van 28 Mei ’75
tot stand. In 1876 werd Moens ziek en de vrees, dat
hij wellicht nog maanden lang onbekwaarn zou blijven om
de kinaplantsoenen te bezoeken, deed hem overwegen, of hij
zich niet verplicht gevoelen moest zijn mandaat neer te
leggen. Gaarne zou hij zien, dat ik eene inspectie op mij
nam en aan dat verlangen kon spoedig worden voldaan,
waarop de aanbieding van eene nota volgde, waarbij de
regeering gewezen werd op de wenschelijkheid om den
- t e -
' ■ 'te ■ -
rite-
■;v-/