
u ill! 1 .H
■ Ü
11* I3li 1
I'i 1 'fe '
fe'if f
'i
ill
M
80
(le uitzonderingen. Wel had men verwacht, dat ze na expiratie
van de suikercontracten meer toepassing zou vinden, maar,
ware ’t alleen met het oog op seréh-ziekte, zou daaraan geen
gevolg gegeven kunnen zijn.
Aan deze ziekte kunnen wij in ons bestek geen ruimte
gunnen. Ze is sinds ja ren aan gestadig onderzoek onderworpen
en dit leidde tot de opsporing en waarneming van zoovele
andere ziekteverschijnselen, dat men heden nauwlijks
weet aan welke de meeste aandacht te moeten wijden. Elke
cultuur, die jaren achtereen op groote schaal gedreven wordt,
staat bloot aan ziekten en plagen, waarop de planter bedacht
dient te blijven. Kan bij ze niet voorkomen, dan dient hij de
dreigende schade zooveel mogelijk te beperken en gewoonlijk
bereikt hij dat doel het best, door meer zorgen en aandacht
met betrekking to t grondbewerking, bemesting en, vóór alles,
tot keuze van bibit (zaad of stekken). De seréh-ziekte openbaa
rt zich 0. m. in het verheesteren van den jongen rietstengel ;
de rietplant gaat op seréh (Andropogon sclioenanthus) gelijken ;
vandaar de naam der ziekte.
De meest algemeen gebruikte mestspecie is de boengkil,
d. z. de koeken van uitgeperste katjang (Arachis hypogaea).
Daarnevens komen guano, compost, a s c h , zwavelzure ammonia
en diverse kunstmesten. Meer en meer leerde men intusschen
inzien, dat aan den grond teruggegeven dient te worden
wat hem onttrokken werd. Nemen zonder geven is uitputten
en elke roofbouw, hoe voordeelig hij, door kostenbesparing,
voor ’t oogenblik moge schijnen, leidt tot moeielijk herstel-
bare verarming en straft zichzelven.
Rietstokken laten bij verbranding omstreeks 0 .0 3% en
rietbladeren 0.20 à 0.30 % asch achter. Een bouw redelijk
geslaagd riet eischt dus eenige honderden kilo’s anorganische
stoffen van den bodem.
De ampas (het uitgeperst riet) doet dienst als brandstof,
te r voeding van de vuurhaarden in de fabriek. Te lang heeft
men deze asch verwaarloosd. Het bij de defecatie der sappen
afgeschuimde vuil, la at na persing harde koeken na, die,
gedroogd, bij velen den dienst van turven verrichten. Die
perskoeken vertegenwoordigen intusschen een aanzienlijke
mestwaarde. Aan de akkers had nooit onthouden mögen
worden, wat daaraan niet noodzakelijk onttrokken behoeft te
blijven en men huldigt dit ernstig beginsel zooveel mogelijk,
indien men de asch van den ampas en de bladeren, zoowel als
het defecatie-vuil en de onverwerkbare stroop (melasse) voor
den akker spaart.
Het is volstrekt niet onverschillig hoe, wanneer en waarmede
men bemest. Op dit stuk valt inderdaad nog zeer veel
te onderzoeken en te leeren. Het mag niet alleen en vóór
alles te doen zijn om groote productie van rie t; van heel
wat meer belang is voor den fabrikant de qualiteit uer
grondstof.
VI. De oogst van liet riet.
Op de uitkomsten van de suikerfabricage oefent o. m. de
tijd van oogsten een merkbaren invloed. Onrijp riet immers,
heeft zijn maximum gehalte nog niet bereikt; de suiker is
bovendien niet gemakkelijk en zuiver u it zijn sappen a f te
zonderen.
De physiologische beteekenis van de saccharose voor de
planten is wel niet met zekerheid te bepalen, maar op
goede gronden mag men vermoeden, dat ze, evenals het
amylum en de inuline, te beschouwen is als een reserve-
stof, wel is waar van een overwegend belang voor de huishouding,
doch ook aangewezen to t bevordering der ontwikkeling
van nieuwe organen, d. w. z. van een nieuw leven. W a a rschijnlijk
gaat in het levend gewas de vorming van glucose
aan die van saccharose vooraf, maar zeker is het, dat, onder
daarvoor günstige voorwaarden, deze ook weder geinverteerd
wordt en dit feit dus een voor den fabrikant wel in het oog
te houden nadeel blijft.
I