
t
rii
eigenlijk geen sprake meer is. In h e t ja a r 1863 tro f sehr,
nog resten van tu in en in P a tjitan , die geenszins den indruk
gaven, dat bodem en k lim a a t ongeschikt waren. Kaneelteelt
en bereiding zijn zelfs, d u n k t ons, u itnemend geSigend voor
Ja v a en, m its men de echte Ceylonsche p lan t kweeke,
alsnog zeer aan te bevelen. In de la a ts te ja re n wordt dan
ook weder een begin met deze c u ltu u r gemaakt.
Cultnnr. Voor de te e lt van kaneel beveelt men zandige
gronden in de lagere strek e n aan. In den regel vermenigvu
ld ig t men den boom door zaden, m a ar men kan ook
stekken en afleggen. De zaden worden op kweekbedden of
direct in den tu in uitgelegd. Onder günstige voorwaarden
volgt n a drie weken ontkieming, en bereiken de plantje s
in 2 —3 maanden eene hoogte van 1 — 1 ‘/a dH. Hetzij men
direc t u itz a a it of bibit overplant, steeds legt men h e t er
op toe 3 ä 5 planten saam te kweeken. Daardoor w in t m en
m e er stoelen dan boompjes, en schieten de gezellig op-
groeiende stam m e tje s rijzig op zonder veel tak v o rm in g :
een voordeel, omdat de b a s t zich van de re ch te loten g emakkelijker
in effen en lange stu k k e n schillen laat. Nog
is een voordeel van deze plantwijze, die een kane eltuin op
een wilgen-aanplanting doet gelijken, d a t men de blijkbaar
zwakke of afwijkende loten bij tijd s k an verwijderen, zonder
vrees voor ledige plekken. De p lan tw ijd te k an op 6 voet
in ’t v ie rk an t gesteld worden.
Voor de bewerking en voor den aanleg der kaneeltuinen
en h u n onderhoud gelden de algemeene regelen, die bij
alle overblijvende gewassen in ’t oog dienen gehouden te
worden. Eene bijzondere behandeling eischen de kaneel-
stru ik e n na elken oogst. Op h e t snijden der loten toch volgt
eene krachtige u itb o ttin g van de overblijvende stronken.
L aa t men n u in ’t wilde voortgroeien, dan o n tw ik k e lt zich
eene dichte, verwarde massa, w aa rvan geen fraai product
te w ach ten is, daarom v e rw ijd e rt men de overbodige uitsp
ru itse ls zoodra mogelijk, n ada t te voren reeds alle door
h e t oogsten veroorzaakte breuken en kneuzingen glad bij-
gesneden werden. Na elken oogst b ew e rk t men den bodem,
en ondergraaft men den afval van tak k en en bladen. Vergelijkende
proeven m e t verschillende bemestingsmiddelen
zouden zeker k u n n en bijdragen to t beter k ennis der teelt.
Het is bier n ie t an d e rs dan bij andere tropische cultures.
Te lang bleven zulke proefnemingen in Indie achterwege.
De k in a cu ltu u r gaf een voorbeeld, en bewees de k ra ch t van
wetenschappelijke voorlichting. De suike rfabrikanten, en ook
’s lands p lan ten tu in te Buitenzorg, volgden m e t proeven op
grooter schaal, zoodat heden gelukkig h e t Indisch landbouw-
bedrijf n ie t me er u its lu ite n d s te u n t op de empirische gegevens,
die inderdaad lang n ie t altijd deugdelijk zijn gebleken.
Oogst en bereiding. Onder g ü n stig e omstandigheden kan
een k an e elstru ik reeds n a drie ja re n een ee rsten oogst le v e ren ;
in den regel zal men echte r op zes ja a r te rekenen hebben.
De b a s t w o rd t schilbaar geacht, w anne er de opperhuid een
aschgrauwe k leu r vertoont. Ziet men veel rood of geel
blad, dan kan men er zeker van zijn, dat de b a s t n ie t gemakkelijk
loslaten zal, en ste lt men ’t oogsten liefst u it,
altijd vooraf door kleine insnijdingen een proef nemende.
In den drogen tijd zal h e t oogsten in den regel n ie t ge-
geraden zijn. Men v e rlan g t fraaie, lange bastreepen, en deze
zijn sle chts te w in n en als de b a s t zonder moeite loslaat.
De schilbare loten worden m e t een sikkelvormig scherp
mes even boven den grond in schuinsche rich tin g afge-
sneden, zooveel mogelijk zonder sch eu rin g of kneuzing. De
gesneden loten, dadelijk ontdaan van tak je s en bladeren,
worden to t bundels saamgevoegd, n a a r de schilloods vervoerd
en hie r neergelegd.
Door overlangsche sneden m e t een koperen mesje, tra c h t
men den h ast over de grootst mogelijke lengte aan een
s tu k te verwijderen. Zijn de loten effen en saprijk, dan