
ri L
I l
,!ì
I ■!*
22
men daarentegen op het maximum suikergehalte en de b e trekkelijk
günstigste sapvoorwaarden rekenen.
Merkwaardig is, dat op Java de bloeitijd vrij geregeld omstreeks
de maand Maart intreedt, onafhankelijk van den
planttijd. Bloeit het riet dan niet, zoo kan men er in den regel
op rekenen, dat het vóór den snijtijd niet meer in bloei
geraken zal. De uitstoelingskraclit van het riet is moeielijk
onder vaste cijfers te brengen, blijvende die afhankelijk van
de soort en voor deze daarenboven van uitwendige omstandigheden,
— grondsoort en grondbewerking, plantwijdte en
bemesting, weersgesteldheid enz. Onder normale omstandigheden
rekent men, bij een aanplant van 12000 stekken per
bouw, op drie stengels per rietstoel. Het riet eischt lucht en
licht tot zijn gezonde en krachtige ontwikkeling, zoowel als
to t vorming van zijn maximum suiker. Te gesloten aanplant is
daarom te ontraden, geeft slechts een schijnbaar voordeel. Niet
de quantiteit maar de qualiteit van het riet beheerscht het
rendement. Kort, staand, rijp riet, zal in den regel het edelst
sap leveren; hoog en dicht opgeschoten riet geeft een suiker-
arrn sap, sta at voorts bloot aan legeren en dan ontwikkelt
het spruiten, die onbruikbaar zijn voor de firbricage en,
daarenboven, op den rijkdom van den stengel teren. Zoodra
op een rietveld de onderste bladeren beginnen te verdorren,
doet men verständig die bladeren voorzichtig weg te nemen,
opdat ze de lucht- en licht-toetreding niet hinderen. Men
noemt deze bewerking trassen en ze kan alleen te ontraden
en nadeelig zijn, waar men in een droog klimaat op gemakkelijk
uitdrogende gronden plantte.
In Europa verbouwt men heden het suikerriet alleen nog
in het zuiden van Spanje en op Sicilië. ln China is de teelt
tot 30° en in Amerika to t 32° N Br. uitgebreid, terwijl men
ze in het Zuidelijk halfrond eveneens tot op 30° à 32° aantreft,
nu New South Wales er zich met goeden uitslag aan
wijdt.
Door Hasskarl werden in den 0 . I. Archipel twaalf soorten
23
suikerriet onderscheiden. Teijsmann breidde dat getal to t 22
u it en rekende de meeste er van to t Saccharum officinarum,
S. violaceum en S. Sinense te behooren.
De administrateur der onderneming Petjangaän in Japara,
F. Stoll, wees mij in 1875, alleen in zijn riettuinen, een
twintigtal verscheidenheden aan en de Heer Bowles bracht
op de door hem beheerde onderneming Kadipathen, in Tjeribon,
in 1878 er een twaalftal voor mij bijeen. ‘) Mocht Miquel
in zijn „Flora van Java” reeds zeggen: „Met het oog op de
„.suikercultuur ware het van groot belang de verscheidenheden
„,uit een botanisch oogpunt nauwkeurig te kennen en met
,,die van andere landen te vergelijken,” tot voor weinig jaren
kwamen wij met die botanische kennis inderdaad niet veel
verder en heeft men er eerst na het optreden van dreigende
ziekten het overwegend belang van leeren beseffen.
Het feit, dat men zoo g oote verscheidenheid in één plantsoen
kon aantreffen, bewees wel, dat men zich nooit ernstig
had toegelegd op de keuze van bibit (stekken), la at staan op
•de veredeling van het riet door gestadige selectie en een
zorgvuldige voortkweeking. Moest er nu reeds gevaar dreigen
bij het gestadig voortkweeken in dezelfde generaties en op
dezelfde gronden, in ’t geheel werd er niet gelet op de lessen,
-die de bietenteelt kon geven in Europa, waar men niet moede
wordt naa r edeler grondstof te streven.
Het suikergehalte loopt bij de verschillende soorten en
varieteiten van riet zóó uitéén, dat om die reden alleen reeds
') De heer Bovvles bekleedJe die twaalf monsters, ter lengte
elk van + 3 d.M^., met eene dunne laag kleurlooze vernis, waardoor
ik ze eenige jaren lang volkomen gaaf bewaren kon. Eerst
toen, door geleidelijken inkrimping, de laag vernis begon te bersten
en allengs te vergruizen, verloren de monsters hun oorspronkelijk
frisch, gaaf voorkomen.
rix
■Ife
. 'I t e r i
• ' ' tef '1
te..