
fil
20
was er geen vreemdeling; reeds in October ’39 had hij
deze verrukkelijke streken bezocht. Kort daarna werd een
gedeelte der bosschen gekapt en een passangrahan gebouwd, die
allengs ten noorden, noord-oostelijk en oostwaarts koffietuinen
zag verrijzen, die dertig lot veertig jaren daarna nog den
rijkdom van Bandjaran konden heeten.
Toen de Gouverneur-Generaal Pahud in Ju n i ’57 de
aanvang der kinacultuur in oogenschouw ging nemen, bereikte
Z.Exc. en gevolg, onder de leiding van Junghuhn, den
30sten dier maand den top (7200 voet) van Malawar. y>Als
eene kaart lag het 4|- duizend voeten hooge plateau van
Pengalengan, met het traliewerk van bergen en bergketens,
die het in het oosten en het westen omgeven, aan onze
voeten uitgestrekt en de blik raakie, zuidwaarts heen, ver-
dwaald in de onafzienbare maagdelijke wouden, die daar
alles, wijd en zijd, berg en dal bedekken. A a n den tegenover-
gestelden noordelijken kant van het gebergte, ontwaarden wij
daarentegen een gedeelte der 2000 voeten lager liggende vlakte
van Bandoeng, die in tegenstelling met het duistere bosch-
landschap aan den zuidkant, het vriendelijke beeid van
lichtgroene o f in den vorm van waterspiegels blinkende sawah’s
en van rijkbevolkte dorpjes daartusschen aanbood'”. (Verslag
van Junghuhn 10 Aug. ’57).
Ue plek, die Ju nghuhn als woonplaats voor de uit Nederland
over te brengen plantjes had aangewezen, werd naar
het ter plaatse stroornend beekje Tjinjiroean genoemd; ze
ligt omstreeks 3000 meters oostelijk van de passangrahan
Pengalengan. Hasskarl kapte er in het oerwoud een ruimte
van 300 voet lang en breed en bezorgde.er zelf de kina-
planten, welke in de eerste week van December 1855 door
Ju n g h u h n waren aangebracht. Toen deze als opvolger van
Hasskarl optrad, legde hij er onmiddellijk kweekerijen aan
en werd de heer K. M. Swa rt hier als de eerste opziener
d er kinacultuur aangesteld. Junghuhn vond ’t jammer, dat
men al het geboomte gekapt had. Voor de kina achtte hij
beschaduwing door woudboomen noodig en in de plaats van
deze gekomen dadap’s, oordeelde hij een schrale vergoeding.
De invoering der kinacultuur had dus haar beslag ge-
kregen. Was Hasskarl als haar eerste beheerder benoemd,
Junghuhn was echter ook spoedig op Java teruggekeerd en
blijkbaar niet voornemens zich van hemoeienis te onthouden.
In Ju n i ’56 voelde Hasskarl zich reeds gedrongen zijn taak
neer te leggen. Ziek, ook door veel leed, en bewust van Junghuhn’s
overwegenden invloed, die zijn taak bemoeilijkte en
zijn arbeid verdacht maakte, vroeg hij verlof naar Europa
en den 26 Juni nam Junghuhn het beheer over.
Hoe werd er intusschen in Europa over Neerlands aanvankelijk
succès gedacht?
Moge de Vriese s p r e k e n ') : Be overbrengst eenmaal geslaagd
zijnde^ werd al spoedig algemeen bekend. Z ij vond
allerwege, ook huitenlands, belangstelling ; vooral in F ra n k r ijk
hetioelk de overbrengst naar Algiers had beproefd, maar niet
geslaagd teas, en in Engeland, hetwelk mede een ongunstig
resultaat verkregen had hij eene proeve om de kina over te
brengen in Britsch-Indië. De wetenschappelijke tijdschriften
van alle landen hebben die overbrengst vermeld en toegejuicht
als in 't algemeen belang der geheele humaniteit ondernomen
en tot stand gebracht. Hooker's Journal ofholanij van 1856, de
Annuaire des deux mondes van 1855, zelfs journalen en
reviews in de Vereenigde Staten gaven over deze zaak hunne
bewondering en goedkeur'ing te kennen.
Het kan geen verwondering baren, dat bovenal deskundigen
in den aanvankelijk goeden uitslag belang stelden. De Minister
van Koloniën ondervond daarvan in vele opzichten blijken.
Eén daarvan wil ik niet onvermeld laten. De Heer Auguste
Delondre, zeker de meest ervarcii quinoloog van onzen tijd, g a f
‘ ) D e u i t k o m s t e n d e r k i n a c u l t u u r in N. - I . i n 1 8 5 6.
Amsterdam. C. G. van der Post, 18 5 9 .
t e l
:,f V ; ■
■; ■ ''-y',
:'4v'Y- ' 1 ?'•
; I. ■ .V
! if'"'' ■ '
I ■
te,/