
■ ti
In drogen sta a t zijn de kinazaden stroogeel tot oranjebruin.
Laatstgenoemde kleur is bepaald eigen aan de C. officinalis-
zaden, die zich bovendien door grootte en zware kern onderscheiden.
Ontwikkelde vruchtjes houden 1 2—2S volkomen
zaden; dooreen een 25-tal. Een duizendtal, van alle onzuiver-
heden bevrijd, weegt 0,335 ä 0,365 g r am ; de officinalis-zaden
zijn zwaarder. De kleur der bloemen is geelachtig wit (room
kleurig) bij C. micrantha en C. Ledgeriana; zeer licht rozen-
rood of vleeschkleurig bij C. Calisaya (Josephiana enz.) en
C. succirubra; donker rozenrood bij 0. Pahudiana, C. cordifolia
en C. caloptera, bloedrood lot paars bij C. officinalis,
C. lancifolia en C. Pitayensis of Trianae. De kelktanden
zijn bij alle soorten gekleurd, van lichtbruin tot bruinrood.
De geur der bloemen is het sterkst ontwikkeld bij 0. micrantha,
C. Ledgeriana en C. Calisaya; een weinig minder
bij C. succirubra, C. cordifolia en C. caloptera; het minst
bij C. officinalis en C. lancifolia, e n ' ontbreekt geheel bij
De reuk herinnert aan C. Pahudiana. dien van muurbloem
of jasmijn.
Cp Java is,
boomen, de voorname
al treft men ’t geheele ja a r door bloeiende
bloeitijd van Jan u a ri—-April. Bij
abnormale wêersgesteldheid, veel regen gedurende den oost-
moeson, is de bloei beperkt. Tijdens den bloei wemelt het
in de plantsoenen van insecten. Al smaken de bloemen bitter,
aan den voet van den stijl tre ft men een vijflobbige ringvormige
schijf, die honig afscheidt. De insecten worden daardoor
aangetrokken en hun ijverig bedrijf is oorzaak, d at de
macrostyle bloemen op bevruchting rekenen kunnen, mocht
de wind al niet daartoe bijdragen.
Volgens Darwin en anderen is bij heterostyle bloemen een
onderlinge kruising aangewezen, hetzij die door insecten of
door wind geschiede. Cm goed kiembaar zaad te winnen is
de heteromorphe bestuiving, kruising van ongelijkvormige
bloemen, die, welke de voordeeligste uitkomst heeft Verklaarbaar
is, dat in plantsoenen of streken waar onderscheiden
kina soorten of varieteiten voorkomen, een hyhridisatie gemakkelijk
plaats heeft, ja, niet of moeielijk te voorkomen is.
Voor het eerst werd een kunstmatige bevruchting, door eenvoudige
bestuiving met vreemd pollen, in 1868 beproefd.
Daarvoor dienden een Calisaya en een caloptera, als in alle
opzichten zeer onderscheiden. De ruwe wijze van doen gaf
uitstekende uitkomsten, daar de uit de zaden ontwikkelde
plantjes alle denkbare vermenging van de beide types ver-
toonden. Moens nam later tal van proeven. Hij stelde zich
voor daardoor de edele eigenschappen van de kinine-rijkste
en krachtigst groeiende soorten en individúen te verbinden.
Voor de cu ltu u r op Java is het van belang, dat de planters
er aan denken, dat de voortkweeking (geslachtelijke) der
Ledgeriana’s tot het ontstaan van vele hybriden aanleiding
gaf en blijft geven, en
dat men alleen door scheikundig
onderzoek de
waarde van die hybriden leert schatten,
Heeft men
een werkelijke veredeling kunnen constateeren,
dan zal men daarvan alleen door kunstmatige vermenigvuldiging
partij kunnen trekken. Cp behoud van het zuivere
type zal men toch niet kunnen rekenen door gebruik van de
zaden, welke in den regel weder planten zullen voortbrengen,
die, meer of minder en zeer verscheiden en gemengd, aan een
der ouders doen denken.
Cok de kleur der bladeren loopt zeer uiteen, van lichtgroen
— bij C. succirubra — to t donkerglanzend groen, met roode
nerven, — bij C. officinalis en C. lancifolia. Bruingroen vertoont
zich C micrantha, — iets lichter de 0 caloptera.
Sommige Calisaya’s, zoowel onder de Ledger’s als onder de
C, Schuhkraft en 0 Javanica, zijn aan de onderzijde van het
blad bruin of paars gekleurd, — van waar vermoedelijk de
onderscheiding merada en verde.
Verscheiden kunnen ook de nuances en de vormen en afmetingen
der bladeren aan denzelfden boom zijn, en wel mag men
daarbij hun ouderdom in ’t oog houden. De op Java ingevoerde
kinasoorten zou men in groot- en kleinbladerige verdeelen
■i
ste
,, !