
• im ié
44
deze zouden voorts belast worden met het vervoer, terwijl
men er ook niet op ingericht is de gemaaide padi op te
schuren en te dorschen, een nieuw bedrijf, daar men nu
zijn oogst naar behoefte voor het verbruik bereidt door
het te stampen in het rijstblok (lesoeng), een langwerpig
uitgehold blok in den vorm van een schuit, of m een
loempang, een soort liouten vijzel.
Om de lesoeng scharen zich de vrouwen, ieder met
een grooten stamper (aloe) gewapend, en beuken op vaste
maat de daarin gelegde padi, zoodat een aanzienlijk deel
van de korrels breekt. Het geluid van dat stampen is een
muziek, die men overal bij de dorpen hoort.
Wie zou het wagen al die oude volks-insfflllingen met
geweld te vernietigen? Men spreekt van tijds-bespaiing,
maar daarvan heeft ’t Javaansche volk tot^ heden nog weinig
begrip, misschien niet geheel tot zijn ongeluk! Ook
zijn er door de dichtheid van de bevolking overvloedig
werkkrachten voorhanden.
Op het stampen volgt het wannen, het zuiveren der
korrels van kaf en stof. Vóórdat men de rijst voor den
disch bereidt, wordt ze nog eens ter deeg in een gevlochten
mandje (ajakan of nirak) gereinigd door stroornend
water. In Eng. Indie hebben de Amerikaansche njstpel-
machines, eenvoudig van behandeling en gering van prijs,
al ingang gevonden, in Ned. Indie nog niet.
Het behoeft geen betoog, dat de inlandsche manier der
rijstbereiding niet te roemen valt. De pelmolens, die men
ook op Java aantreft, geven betere uitkomsten - al blijven
zij ten achter bij die, welke in Europa, wel het meest in
Nederland (aan de Zaanl), werken. De uit Azië in Nederland
ingevoerde rijst ondergaat hier nog een nieuwe machinale
bewerking, ook zelfs, wanneer ze al gepeld is. Jammer
slechts dat in de Europeesche rijstpellerijen het misbruik
is ingeslopen de rijst kunstmatig van uiterlijk te veränderen,
haar te kleuren en te glanzen, door ze met talk, indigo, glucose,
olie enz. te behandelen. Al dergelijke „verbeteringen”
zijn hij een voedingsmiddel uit den booze, en soms zelfs
gevaarlijk! Het rij stgebruik is in geheel Europa toenemend;
in Engeland bijv. steeg het in 1840 — 90 van 0,7 tot 6,7
KG. per hoofd en per jaar.
Wat cijfers aangaat, ontleenen wij eenige gegevens aan
de degelijke studie over rijst van C. J. v a n L o o k e e e n Camp
a g n e , in de Encyclopaedie van Ned.-Indi6. Hij controleerde
de opbrengst van óén bouw padi boeloe (van kafnaalden
voorzien) en kwam tot 63 pikols stroo (damen) bij 43
pikols luchtdroge padi. Versch gesneden padi verliest door
droging eenige procenten aan gewieht. Gedroogd, levert
ze 50 à 60 % bras, 10 à 12 »/o stroo en ± 25 "/o bolsters
en verderen afval. In de asch van rijst is veel phosphorzuur
en potasch.
Ziekten en plagen {ama’s, omo’s). Onder de insecten is
vooral schadelijk de walang sangit (Leptocorisa acuta) een
stinkende wants, die algemeen voorkomt. Zij zuigt de onrijpe
korrels u it; andere insecten tasten de bladen en halmen
aan. Schadelijk zijn sprinkhanen, vlinders en rupsen (onder
deze een soort, die in het water leven kan en draadvor-
mige ademhalingsorganen heeft) en een boorder, de licht-
mot (Pyralide), die gangen in den stengel werkt van boven
naar beneden; als vlindertje is zij geelbruin van kleur
met op elk der voorvleugels een zwart stipje. Een 'snuit-
kevertje, de beruchte klander (Calandra oryzae), is uiterst
schadelijk voor de opgeschuurde padi of rijst. Evenals de
larve van dit insect vreet ook een tineide, de rups van
een mot, de korrels uit.
Ook grootere dieren kunnen den landman plagen. In