
of niets terecht zou zijn gekomen en Java zich heden niet
zou kunnen verbeugen in het bezit van de kinine-rijkste
soort ! Men heeft, om zich hiervan een voorstelling te maken,
eenvoudig na te gaan w at er groeide van de massa’s zaden,
welke Hasskarl in Amerika verzamelde. Heeft niet Teijsmann
zelf bericht dat er niets terechtkwam van de zaden, die op
vier plaatsen op het Gedeh-gebergte op beddingen werden
uitgeworpen, en dat in weerwil der zorgen van den als u itnemend
kweeker bekend staanden opziener Teusscher! En
welke waren de uitkomsten van de massa zaden, die aan de
botanische tuinen van Nederland werden toevertrouwd, zoowel
van Hasskarl’s zendingen als van de in 1864 voor het eerst
door tusschenkomst van Schuhkrafft daar ontvangen zaden,
die, met Java gedeeld, hier in September te kiemengelegd
werden en aanmerkelijk meer planten verzekerden, al waren
de zaden reeds zooveel ouder en dus langer aan verlies van
kiemkracht blootgesteld geweest!
Als reeds opgemerkt, kon niet al dadelijk geheel met
het oude stelsel van planten gebroken worden. De middelen
ontbraken ora binnen dea vereischten tijd te rrein te bereiden
voor de honderdduizende Pahudiana planten, welke zich op
de kweekbedden hevonden, en bovendien kon de met grond
gerezen twijfel aangaande de deugdzaamheid dezer kinasoort,
het aan haar offeren van uitgestrekte boschperceelen moeielijk
wettigen.
Tot toelichting moge hier de volgende verklaringen u it het
verslag over 1864 in herinnering gebracht worden.
»Het is mogelijk d at de kinaplanten, die in de dichte
»schaduw der ongeschonden bosschen zijn geplaatst, eenmaal
»beginnen zullen zich in stevigheid te ontwikkelen en dat
»ze dan in lengte en dikte betere verhoudingen zullen win-
»nen. Meer waarschijnlijk is het evenwel, dat ze zullen gaan
»kwijnen en sterven vóórdat die ontwikkelingsperiode zal zijn
»bereikt. Overmatige vochtigheid en gebrek aan licht zullen
»nadeelige invloeden blijven, waaraan slechts weinige planten
sontkomen.” En verder: »Door enkele rapporten en schrif-
»turen zijn velen in den waan gebracht als zouden kina-
»boomen eerst na verloop van een tal van ja re n (Junghuhn
„en ook Hasskarl stelden 30) productief worden, met gelijk-
»tijdige vernietiging van het geheele kapitaal. Men heeft ge-
»meend dat kinaboomen een vrij hoogen ouderdom moeten
»bereiken, alvorens een bruikbaren bast te kunnen leveren,
»en dat aan de inzameling van dien bast de geheele opoffe-
»ring van den kostbaren boom vooraf moet gaan. Zulke
»voorstellingen strekken zeker niet to t hevordering van de
»cultuur, en waren zij juist, dan zou deze immer buiten het
»bereik van de particulière nijverheid blijven. Niet alzoo blijkt
»het echter u it hetgeen wij hiervoren hebben opgemerkt en
»beschreven, en in Britsch lndie hebben vele particulieren
»de cultuur van kina dan ook reeds voor eigen rekening
»aanvaard. Waar men op hoogten van 4000—5000 voet
»over goede gronden te beschikken heeft, zal de voortkweeking
»van kina voordeeliger blijken dan koffieteelt en zullen 8 à 10
»jaren toereikende zijn om met een geregelde exploitatie te
»kunnen beginnen.”
Dat ailes werd op goede gronden gerapporteerd, en de
verdere geschiedenis der cultuur heeft de juistheid der in zichten
slechts kunnen bevestigen. Nog ééne aanteekening
uit hetzelfde verslag volge hier, omdat zij almede bijdraagt
tot de verklaring van maatregelen, die eenerzijds door velen
als onvoldoende geacht, door anderen daarentegen reeds als
te ver gaande werden veroordeeld. »Indien wij slechts te
»kiezen hadden tusschen uitersten, dan zouden we, na onze
»ervaringen, het voile zonlicht voor de kinaplantsoenen voor-
»staan. Wij hebben nu den middenweg gevolgd en ofschoon
»wel geen stelsel volmaakt zal kunnen heeten, zoo mögen
»wij ons toch van de nu gevolgde wijze van planten de beste
»uitkomsten beloven..” De ervaringen betroffen natuurlijk de
waarneming en vergelijking van onder verschillende voor-
; :
V f
Y/,; ...r i
Y.