
i n
in '
. ■ I «>
.
Ondanks die hooge prijzen en in weerwil der e rn s tig e
betoogen van den gouverneur H o r to n , besloot de Engelsche
regeering in 1840 de kane elcultuur en de kaneelhandel over
te la ten aan de particulière nijverheid. De bestaande plantages
werden in perceelen verkocht; de opbrengst stelde
echter teleur, aangezien de waarde van h e t aangebodene
door gegadigden moeilijk m e t ju is th e id kon worden geschat.
Vele nieuwe eigenaren, vooral die in de b u u rt der stad
Colombo, gaven al spoedig eene andere bestem ming aan
h u n n e p lan tag e s; zeer gegrond scheen dus de vrees, dat
als vrije en particulière c u ltu u r de kaneelproductie ste rk
te ru g zou loopen. De geschiedenis heeft h e t tegendeel geleerd.
In de ja re n 1850/62 bedroeg de uitv o e r van Ceylon
9 843 639 en in de ja re n 1863/75, 17 410 708 ffi, te r waarde
van 589.664 en 868.356 £ . Reeds waren in 1842 de uitvoe rrechten
van f 1.20 to t f 0.60 en in 1848 to t f 0.20 verlaagd ;
weinige ja re n la te r werden zij geheel afgeschaft. In 1880
hief Engeland ech te r nog f 0.30 aan rechten per pond
kaneel u it Britsch-Indië en f 0.60 u it dat van vreemde
landen. In 1841 werden de invoerrechten m e t 5 0 % v e rminderd
en in 1853 bedroegen zij nog m a ar f 0.10, ongeacht
den oorsprong van h e t product. Sinds de rechten geheel
werden afgeschaft (1860) verdrievoudigde h e t gebruik. De
kane elindustrie heeft dus door milde bepalingen veel gewonnen.
Werd tijdens h et monopolie alleen de beste soort
aan de m a rk t gebracht en de mind er waardige op kaneelolie
v e rw e rk t of voor wierook verkocht, de particulière ondernem
ers verkoopen th a n s h u n geheelen oogst, m a ar zij wijden
daarentegen ook veel meer zorgen aan de te e lt en d e bereiding.
Cp Ceylon w in t men van één acre (4047 M^.) grond m e t
1037 h eesters, 100 à 150 ffi kaneel ’s ja a rs, d. i. één ffi per
heester. Men schat de aanplantingen op 40 000 acres.
Zoo la a t zich inzien, waarom en hoe eene kwijnende, door
den S taa t opgegeven industrie , n a h aa r overgang in handen
van particulieren zich opbeuren en to t hoogen bloei verheilen
kan.
Wij hebben m e t opzet de geschiedenis der kaneelcultuur
op Ceylon bie r eenigszins uitvoerig verhaald, n ie t alleen
omdat er voor onze C.-I. gewesten u it te leeren valt,
m a a r ook omdat zij in zoovele opzichten gelijkt op de g eschiedenis
van onze specerijen, waarmede al even sterk,
zoo n ie t erger, als gevolg van den monopoliegeest onzer
voorvaderen is gesold-
Tijdens h e t b e s tu u r van nu Bus d e G i s ig n i e s , en wel
om stre ek s 1828, werd de kaneelplant van Ceylon n a a r Java
overgebracht. In 1833 s tre k te de c u ltu u r zich nog n ie t verder
d a n to t de kweekerijen in K rawang u it. In 1839 werd zij
reeds k ra ch ten s h e t cu ltu u rste lse l door 7000 huisgezinnen
gedreven in de gewesten Bantam, Krawang, Tjeribon, Rembang,
Besoeki, P a tjitan , Kediri, Bagelen, Banjoemaas en
Madioen. Voor de bevolking was de kane elcultuur n iet
voordeelig: meermalen moesten tro uw en s plantsoenen worden
uitgeroeid, omdat te kwader u re bleek, d a t „men” in
de keuze van planten had misgeta st.
H e t product werd in 44 etablissem enten bereid, hetgeen
bevredigend geschiedde. De opbrengst bleef echter te allen
tijde beneden de v erw ach tin g en ; zij bereikte in 1848 baa r
m aximum, 256,824 ffi. De afval kw am n ie t te r m a rk t, ma ar
w erd in de stokerijen van K rawang en Bagelen voor
olie-destillatie bestemd. Men won % à 1 ° / o olie, — in 1849
to t eene hoeveelheid van 80 kilo’s.
Aangezien er u it de gedwongen te elt geen baten vloeiden
eenigszins in verhouding to t de op de bevolking zwaar
drukkende la sten, werd de kan e elcu ltu u r ingekrompen, om
in 1865 geheel aan de particulière nijverheid te worden
overgelaten. De nog in Krawang voorkomende tu in e n w e rden
openbaar verpacht, doch brachten weinig op. Men kan
n u verklären, dat er op J a v a van de oude kane elcultuur
■■jri '
I :