
der. In 1860 werden in het landbouwscheikundig laboratorium
te Buitenzorg analyses verricht van water van
sawah’s die zich van 800 (Buitenzorg) tot omstreeks 3000
voet (Tjiseroa) boven zee uitstrekten. Hoe lager het water
genomen was, des te meer anorganische stoffen bleek
het opgelost te houden : het water moge dus afgeven,
het blijkt op zijn weg ook op te nemen. Heel het irrigatie-
proces eischt nog een stelselmatig onderzoek. Het eenige
te dien opzichte reeds op Java verricht, zijn de onderzoekingen
van de bovengenoemde suiker-proefstations (zie de
laatste j aargangen van het Suiker-archief).
Wat er op Java gestaag aan slib (modder) verloren gaat,
leert de voortdurende wijziging der grenzen van zee en
land op verschillende punten van Java’s kusten, waar
rivieren uitmonden, vooral längs de ondiepe Java-zee.
Dr. B l i n k teekent in zijn werk „Nederlandsch Oost- en
West-Indië” (I, 82) aan, dat de Brantas-delta bij Soerabaja
7 meter per ja ar heet aan te wassen, dat aan de Oostkust
van die delta de aanvoer 15 à 19 M. zou bedragen, en dat
de delta der Tji-manok jaarlijks 10 M. vooruitschuift.
De ingénieur I, L . P i e e s o n schreef in 1903 aan het
„Koloniaal Weekblad” naar aanleiding van „drijfrijst” het
volgende, dat almede van den sterken afvoer van slib naar
zee getuigt: „Als een gevolg van de verlegging der mon-
„ding van de Solo-rivier naar Oedjong-pangka stroomde
„het Solo-water, zoodra de oude riviermonding in Dec. 1885
„was afgesloten, door de gebaggerde coupure in de baai
„van Sidajoe en deponeerde daar de bekende enorm groote
„slibmassa’s. De baai had in 1884 een gemiddelde diepte
„van 3.50 M. In 1891 was de diepte echter slechts 1.50 M.
„Er waren in zes jaren 94 millioen kubieke meters slib
„afgezet.
„Tengevolge van deze slib-afzetting ontstonden in de baai
„uitgestrekte modderbanken, die in 1891 reeds tot een
„oppervlakte van ongeveer 1700 hectaren zoo hoog waren.
„dat zij met pad! beplant konden worden. Zij werden met
„voordeel beplantbaar geacht (in den westmoesson), wanneer
„ze 0.30 M. boven den gemiddelden zeewaterstand lagen.
„Echter mochten op die banken geen galangans worden
„aangelegd, omdat de regelmatige opslibbing daardoor zou
„Wörden tegengehouden. Tot sawah’s waren ze dus niet
„te maken. De omwonende bevolking, schaars of in ’t ge-
„heel niet in het bezit van sawah’s, kreeg vergunning om
,ze te bezaaien. De oogst bracht gewoonlijk zeer veel op,
„zoodat voor het gebruiken van die nieuw gevormde
„gronden u ite rst veel animo bestond. Het bestuur was
„dan ook spoedig genoodzaakt zich met dat nieuwe grond-
„gebied te bemoeien en de gronden naar elks'hanspraken
„in billijkheid te verdeelen, maar niet langer dan voor één
„jaar telkens. In 1888 heeft de eerste verdeeling plaats
„gehad. De oogst was overvloedig, maar, naar men be-
„weerde, was de rijst, hoewel goed van smaak, niet
„geschikt om lang bewaard te worden.”
Dat het irrigatie-water geruimen tijd, d. w. z. voor verscheiden
velden achtereen, vruchtbaar blijven kan, zal wel
hierdoor te verklären wezen, dat het, al afgevende, zich
zelve ook gestadig weder, zoowel u it de atmosfeer als
door andere invloeden, aanvult. Overigens zij opgemerkt
dat he t niet bepaald noodig is, dat irrigatie-water op zich
zelf de vruchtbaar makende bestanddeelen in oplossing of
gesuspendeerd meevoert. Voorbeeld: waterleiding-watervan
Soerabaja bevat weinig of geen plantenvoedende stoffen,
toch is het als bevloeiingswater zeer bruikbaar.
Is bij menige overstrooming gebleken, dat padi-gewas
van een tijdelijken overvloed van water nog niet behoeft
te lijden, dit wil niet zeggen, dat het gebaat zou zijn door
een hoogen waterstand. Rationeele bevloeiing steu n t zeker