
il
' l i ' - :
ii
■A l •
y ,
fi
B a s t e n .
118(98). Een karton met bast van Cincli. succirubra Pav. (1877).
N°. I Stambast van T jinjiroean.
2. Geregenereerde Stambast.
3. Stambast van N agrak.
4. idem „ Kawah Tjiwidei.
5. Wortelbast.
119(99). Een pakje bast v . Cinch, succirubra 1872, v . Gorkom.
120(100). Een id. „ „ idem oogst 1874.
121(101). Een pakje bast van de v e ilin g van 1872, met opmerkingen
V. de Vrij.
122 Cinchona succirubra, bastsnippers. (Brusse 1893.)
123. C. succirubra, stambast van ongewoon uiterlijk, v e ilin g 1896,
met opmerkingen v. de Vrij
H o u t . ^
124(102). Een stuk stam, 9 jaar oud, 1867.
125(103). „ „ 12 „ „ 1864.
126. Drie stammetjes v a n C. succirubra waarop C. L cd g er ian a g een tis.
(van Leersum 1896).
C i n c h o n a l a n e i f o l i a Mu tis, var. discolor Karsten.
P l a n t e n .
127(104.) Cinchona lancifolia. Mutis var. discolor Karsten. Gekweekt
van door Karsten uit N . Grenada gez.
zaad. (1877.)
Als voren, oud 7 jaar, plants. Tjinjiroean.
(1874.)
Id. >
op Java gekweekt (Oudemans I872).
v o lled ig herbarium (van Leersum 1896).
128(105). idem
129 (106). idem
•30(107). idem
idem
B a s t e n .
132(108). Een karton met bast van Cinchona lancifolia Mutis. (1877).
N°. I . Stambast.
2. Takbast.
3. Wortelbast.
133(109). Een pakje bast, van Gorkom.
•3 4 (n o )- E en doosje bast van den stam van C. lancifolia van Java (de Vrij).
•35 ( • • • ) • Een pakje bast.
136. Cinchona lancifolia, gebroken pijpen en gruis, Soekaboemi
(Brusse 1893.)
• 37- idem bast, Soekaboemi (als boven).
H o u t .
138(112). Een stuk stam, oud 12 jaar. (1864).
•3 9 ( • • 3)- Een stukje dwarsche en een dito overlangsche doorsnede.
Cin chona 0 f f I c Inal is Hooker. •)
P l a n t e n .
140(114).
141 (115).
142(116).
•43 ( • • 7)-
144 (•18).
145 (•19).
1 46(120).
•47.
148(121).
149(122).
1 50(123).
Cinchona ofScinalis. (1877).
idem var. angustifolia. (1877).
idem afstammeling van eene plant uit zaad van
Britsch In d is gekw., oud 5 jaar, plantsoen
Nagrak. (1874).
als b o v en .
gekweekt uit zaad van Britsch In d ie ; on derscheidt
zich door lange smalle bladen;
oud 8 jaar, plants. Rioengoenoeng, bevat:
kinine 3.82, chinidine 1.91, c inchonine 1.03,
amorph ale. 1.20, totaal 6.96.
met korte vruchten. (Oudemans 1872).
„ lange vruchten. ( „ „ ).
v o lled ig herbarium (van Leersum 1896).
var. Uritusinga (C. lanceolata) op Java g e kweekt
(Oudemans 1872).
C. lanceolata var. Uritusinga.
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
E en kaart Cinch. Condaminea, var. Chahuarguera. Jonge
planten, gekweek t te Ootacamund (Britsch Indië). de Vrij 1863.
b De soort Cinchona officinalis is eigenlijk de oudst bekende kina. Linnaeus stelde
in 1742 het geslacht Cinchona op naar materiaal, dat hij van Ch. M. de la Condamine
ontvangen had, en noemde in 1756 den door dezen ontdekten hoom C. officinalis. In
1766 gaf hij echter eene nieuwe eu afwijkende beschrijving, overeenkomstig hem door
Mutis versohafte inliohtingen. Volgens Triana hadden deze echter betrekking op eene
soort, die thans als C. cordifolia bekend is. Er was dua verwarring, en daarom heeft
Hooker in 1863 opnieuw eene soort Cinchona officinalis beschreven. Zij is de stamplant
geweest der Loxa-kina.