
vrees voor vermindering van voorraad grondstof dus overdreven
doen schijnen, in werkelijkheid scheen de qualiteit wèl te
verminderen en hierin lag liet gevaar. Zóó bevreesd bleek
men voor de mogelijkheid, dat Zuid Amerika eens uitgeput
zou raken, dat de fransche académie een hoogen prijs uit-
loofde voor de bereiding längs synthetischen weg van h e t
onontheerlijk geworden alkalo'id, de kinine. Sedert legden de
scheikundigen zich daarop dan ook ernstig toe en al is er
nu sinds jaren geen reden tot vrees meer, en al gelukte h e t
nog niet de kinine kunstmatig te bereiden, tal van andere
„ines” met min of meer koortswerende, of juister gezegd: de
lichaamstemperatuur verlagende, eigenschappen zijn als S u r rogaten
aan de markt gebracht. (•)
Of Zuid-Amerika nu al of niet nog in Staat zou zijn
in de wereldbehoefte aan kina te voorzien, is niet meer van
belang. Een feit toch is, dat de cultuur in Azië ons geheel
onafhankelijk van het moederland der kina heeft gemaakt
en er thans reeds lang door de producenten geklaagd wordt
over den geringen prijs van het product, tengevolge van gestadige
overvoering der markt.
Eerst door de geregelde cultuur van de kina kond de
botanische kennis dezer plant tot haar recht komen en a lvorens
de beschrijving der Cinchonen en der scheikundige
analyses te ondernemen, moge daarom aan de orde worden
gesteld :
(Q Zie hierover het laatste hoofdstuk.
E t waren ook reizigers, die het gevaar der mogelijke extirpatie van den
kinaboom in Zuid-Amerika minder ernstig achtten. Zoo b,v. Dr. Scherzer,
de chef der vtetenschappelijke Oostenrijksche commissie, welke in de jaren
1857/59 eene reis om de wereld maakte en Dr. Markham. Zij waren van
meening, dat er tegenover de vernietiging een natuurlijke regeneratie staat.
De gekapte boomen, de overblijvende stompen, schieten nieuwe loten; van
de millioenen zaden ontwikkelen altijd toch wel eenige nieuwe individusj
soms werden door de cascarilleros zelfs plantjes of stekken in de plaats der
gevelde boomen gesteld en dat wel door den invloed van hunne geestelijkheid-
II. De a cc l imat a t i e vaii den Kinaboom bui t en
Zuid-Amerika.
De la Condamine's wenschen tot overbrenging van den
kinaboom naa r Guyana, bleven onvervuld. In 18'l8 wees Dr.
Ainslie in zijn » M a t e r i a m e d i c a ” op het betreurens-
waardig feit, dat men nog nooit beproefd had de kinaplant
op Britsch-Indischen bodem over te planten. In zijn » 1 11 u-
s t r a t i o n s o f H i m a l a y a n B o t a n y ” (1839) beval Dr.
Forbes Royle niet alleen krachtig een invoering van regeerings-
wege aan, maar hij wees hiervoor met name op de Neilgherries
on Silhet als de meest geschikte streken. Jaren lang drong
Dr. Falconer in denzelfden geest, maar ’t werd 1852 vóórdat
de Engelsche regeering beproefde, hoever men ’t i n deze zou
kunnen brengen door de hulp en medewerking van bare
consulaire agenten in Zuid-Amerika. Weinig bemoedigend
luidden de antwoorden van Mark te Bogota, Gullivan in Peru
en Crompton te Islay, en, hoewel Cope te Quito er in slaagde
eenige kinaplantjes van Loja te verzenden, had men hiervan
weinig wils, aangezien die plantjes Engeland in hopeloozen
toestand bereikten. Eerst in 1859 werden afdoende maal-
regelen getroffen. Het vraagstuk van behoud en bestendiging
trok ook in Nederland reeds vroeg de aandacht. Een
eerste voorstel tot overbrenging van de kinaplant naar Java,
ging in 1829 u it van Blume en in het tijdvak 1830/37
lieten o.m. Korthals, Reinwardt, Fritze en Junghuhn hun
stemmen hooren. Mannen als "Vrolik, Mulder, Miquel, de
Vriese en Fromberg deden la ter het hunne te r overreding
van de regeering en de openbare meening, en het verdient
aanteekening, dat in Indië de directeur van cultures de Vogel
bij het ontwerpen van modelcontracten voor de uitgifie in
huur van woeste gronden in 1837, ook reeds op de cultuur
van kina bedacht was.
Langen tijd bleef de Nederlandsche regeering echter huive-
rig om de met toenemenden aandrang aanbevolen taak te
Í"'
i :