
-ri .| I • V*
y ti ri : -riYi; platgedrukt, groen van kleur, ietwat tweelobbig. De doosvrucht,
circa 2 c.M. groot, gezeten in den achterblijvenden
kelk, is eivormig en opent zich aan den top in twee kleppen ;
de zaden zijn zeer talrijk, klein (6000 in één c.M®.) bleek.
bruin, netvormig geaderd.
De z.g. boerentabak, Nicotiana rustica L., beeft eivormige,
langer gesteelde, afgestompte bladeren met stompen of hart-
vormigen voet, een dichter pluim van witachtig of groengeel
gekleurde bloemen, met stompe kelktanden en klokvormige
kroon, en een kleinere (circa 1 c.M.) meer besachtige vrucht.
Oorspronkelijk in Amerika, is de tabaksplant met het voort-
gaand gebruik van hare bladeren reeds spoedig naar onderscheiden
landen, zoowel in de gematigde als in de heete
luchtstreken overgebracht. In geheel Indië, op het vaste land
en in den Archipel wordt op groote schaal tabak gekweekt,
maar vertoont zij weinig neiging zich in het wild te verspreiden.
Mag men de getuigenissen van Loüreiro en Rumphiüs
vertrouwen, dan was tabak reeds in overoude tijden in Cochin-
china en in de Molukken bekend. In China komt een soort
voor, de N. Ohinémis, waaromtrent men in twijfel verkeert
of ze er tehuis behoort of wel ingevoerd is.
In Europa schijnt de tabak het eerst in Nederland, en wel,
omstreeks 1615, in den omtrek van Amersfoort in cu ltu u r
te zijn gebracht. Hier zoowel als te Nijkerk hield men de
tabaksteelt meer dan tweehonderd jaren op dezelfde gronden
vol. Deze werden flink bewerkt, zwaar bemest (bij voorkeur
met schapenmest) en door hoogopgaande, platgeschoren, le vende
heggen van Elzenbout in regelmatige vakken verdeeld
tot beschutting tegen den schadelijk werkenden wind.
De cultuur verloor in Nederland echter zeer aan beteekenis ;
van eenig belang is zij nog slechts in het Zuiden van Gelderland
en Utrecht. De productie van Noord-Brabant is gering ;
in Limbug heeft ze geen beteekenis.
Men onderscheidt de bladeren, al naar zij van beneden naa r
boven van de planten worden genomen, in zand-, a a rd -en b e stgoed.
Het meerendeel van de in Nederland geteelde tabak
wordt in ongebroeiden sta at van de planters opgekocht en door
de opkoopers voor het verbruik bereid. Het grootste deel van
het product vindt zijn weg naar het buitenland. Het zware
bestgoed wordt veel voor snuif gebruikt. De zware tabak gaat
meestal naar Denemarken, Zweden en Noorwegen; licht bestgoed
en aardgoed naar Italie, ook al naa r Belgie, Engeland
en Duitschland. Zandgoed wordt veel naar Engeland, een
weinig ook naar Belgie en Duitschland verzonden. Het beste
gedeelte van het aardgoed en zandgoed wordt bier verbruikt,
aardgoed voor sigaren, zoo ook bruin zandgoed en helder
zandgoed voor de kerverij. Mislukt in Frankrijk de oogst van
zware tabak voor snuif, dan betrekt men die ook wel van
bier. Vroeger kocht Costenrijk veel Hollandsche tabak, maar
sedert de laatste conventie met Hongarije, waarbij Costenrijk
zich verbond to t het gebruiken van een bepaalde hoeveelheid
Hongaarsche tabak, wordt er geen Hollandsche tabak meer
ingekocht. Ook Zwitserland voorziet zich nog al van Hollandsche
tabak.
De productie der opvolgende ja ren loopt zeer uiteen. De
cultuur heeft in Nederland met veel tegenspoed te strijd e n ;
zoo heeft er dikwijls groote schade plaats door hagelbuien.
De prijzen varieeren almede zeer. Men betaalt den planter
ongeveer /'1 2 — / I S per 50 Kilo, gewoonlijk voor zijn geheele
product, met bepaling van een minimum zuigers en
lompen.
In Europa komen als tabak produceerende landen voorts
in aanmerking: Duitschland, Hongarije, Turkije, Griekenland,
Rusland en F rankrijk. In Engeland is de cultuur verboden;
in Spanje sinds 16 ja ren veroorloofd. In Afrika (Noord-, Zuid-,
Cost- en West) teelt men tabak, wordende het product van
Algerië meerendeels door de fransche régie opgekocht.
In Noord-Amerika produceeren Kentucky, Tenessee, Mis