
nog weinig vernomen. Monsters zaden, die ik onder oogen
kreeg, zagen er best u it en geleken op fraaie L i b e r i a -
k o f f i e .
Is het natuurlijk, dat de koffieplanters gaarne alle nieuwig-
heden op him gebied vernemen en leeren kennen, te begrij-
pen is het ook, dat zij er geen gezette studie van maken
kunnen. Mocht al menig belangrijk verschijnsel hunne aandacht
treffen, in den regel zal hun de gelegenheid om er partij
van te trekken, ontbreken.
Van groot belang mögen wij daarom achten, dat de Regeering
in 1893 een wetenschappelijk adviseur voor de koffiecultuur
in Indie benoemde en daarvoor den heer Dr. Burck koos,
die reeds doorslaande bewijzen had geleverd van bizondere
bekendheid met de koffieplant. Nu toch is te verwachten, dat
er geen verschijnselen van gewichtigen aard meer ontsnappen
ziillen aan de aandacht en ernstige wetenschappelijke studie
en navorschingen, welke ook voor de practijk rijke gevolgen
kunnen hebben. Al hebben wij sinds twee eeuwen in onze
O.-I. gewesten op groote schaal koffie gekweekt en daardoor
schatten verworren, d e z e hieven alles beheerschen en helaas 1
te veel en te lang afleiden van deugdelijke studie en gezette
wetenschappelijke waarnemingen, die toch ook den producent
to t n u t en voordeel moeten strekken.
Het gebruik der koffle.
Omtrent den oorsprong van het gebruik der koffie als ge-
notmiddel, verkeert men in het duister. Aan de betrekkelijke
overleveringen is moeielijk een hoogere waarde dan die van
legenden te hechten. Onopgelost blijft b.v. in elk verhaal:
hoe men er toe kwam de koffiezaden te branden. In rauwen
s ta a t verleiden ze waarlijk niet tot gebruik. Men kan aan
nemen, dat de rijpe vruchten to t een proefje uitlokten. Mogelijk
bracht de aangename geur, die een brandend wild koffiebosch
verspreidde, op het spoor. Wie zal ’t zeggen ?
Stellig was het gebruik van koffie van oudsher bekend in
Abyssinië en vond het omstreeks het begin der vijftiende
eeuw zijn weg naar Z. W. Azië, om in ’t begin der volgende
eeuw, onder Sultan Selim, over Egypte zijn intree te Konstantinopol
te doen. Van hier drong het westwaarts door.
In 1551 moet te Konstantinopol reeds een koffiehuis verrezen
zijn en toch werd het 1644, dat het Fransche Hof mel den
drank kennis maakte. Acht jaren later opende zekere Griek^
Pasqua Rosee, bediende van den Engelschman Edwards te
Konstantinopol, na diens terugkeer te London, hier een koffiehuis,
dat met schitterende reclames werd aangekondigd.
Hoog gaf men op- van den oorsprong en de toebereiding
van het nieuw genotmiddel en men berichtte er zooveel
wonderen van, dat de bezoekers u it louter nieuwsgierigheid
reeds op een proefje belust konden worden. Al spoedig verrezen
te London meer inrichtingen en kwamen deze achter-
eenvolgens in de jaren 1670 en 1672 ook te Marseille en
te Parijs tot stand. Toen men, omstreeks 1694, koffiekamers
aan de theaters en de beurs begon te verbinden, was het
succès der ondernemers ten voile verzekerd. In 1645 moet
er te Venetie reeds een koffiehuis hebben bestaan. Geen
wonder. Wij weten, dat Venetië langen tijd het monopolie
van den handel konde handhaven en d at de koffle daar,
reeds sinds een halve eeuw minstens, als geneesraiddel inge-
leid en aanbevolen was.
In Frankrijk werden de koffiehuizen voor het gezellig
verkeer, de beschaving en de letterkunde, niet minder belangrijk
dan zij het in Engeland reeds voor het politieke
leven geworden waren. Onder de Regeering van Karel II
waren openbare vergaderingen en dagbladen nog onbekend.
De koffiehuizen ontwikkelden zieh to t verzamelplaatsen van
politieke en godsdienstige partijen. Dagelijks stroomden allen,
die tot de gegoede klassen behoorden, er heen, ten einde
het nieuws van den dag te vernemen en te bespreken. Niet
altijd ging het er onschuldig en vreedzaam toe. De macht