
I te' -1 '
feU'Ir-
/ te
YY;:.
ï
rife ':
■ 1 ■ : A' ■
/■I
I' i l
uitkeering van reisgeld kan terugzenden, wordt bij besluit
van 30 October 1864, N®. 23 ingetrokken, met bepaling voorisi
dat men zijn aanvrage om koelies, 24 uren voordat deze
noodig zijn, moet indienen. En, daar het bleek, dat zelf koelies
werden verstrekt voor het kappen van brandhout en dat het
bestuur zich ook bemoeide met het riettransport enz., (al
heetten die misbruiken slechts ontdekt in acht gewesten)
werd bij besluit van 31 October 1864, no. 14, den residenten
alsnog een strenge handhaving van de contracts-bepalingen
te r zake aanbevolen, onder uitdrukkelijke aanteekening, dat
buiten den maaltijd geen koelies verstrekt mochten worden.
Den eersten October 1865 wordt de directeur der cultures
er echter door de Regeering reeds op a tten t gemaakt, dat
onder maaltijd niet uitsluitend verstaan wordt de tijd van
persen. De suikerbereiding is daarmee toch niet afgeloopen.
Den 26 Januari te voren was de uitbreiding van art. 18 der
contracten (B. 8 Maart 1864, no. 30) alweer ingetrokken, op
grond van het bij de regeling der heerendiensten dd. 3 September
1864, no. 1 aangenomen beginsel, dat de heerendienst
ru s t op den grond. Men nam toch aan, dat de vrijwillige
arbeiders meestal niet to t de klasse van grondbezitters behooren
en dat zij dus geen vrijstelling noodig hebben, of dat,
behooren ze er wèl toe, hun vrijstelling in strijd met het
aangenomen grondbeginsel zou zijn.
Een besluit van 23 Maart 1866, no. 25, verbiedt alle zijdelingsche
of rechtstreeksche bemoeienis van Europeesche en
inlandsche ambtenaren en hoofden met het aangaan van
verbintenissen tusschen ondernemers en inlanders. Dit verbod
zal geacht worden overtreden te zijn, zoodra blijkt, dat in lan ders,
die zich voor eenig werk vrijwillig verbonden, door
vrijStellingen van heeren- of cultuurdiensten bevoorrecht
werden.
Het in 1865 tot stand gekomen boschreglement {Staatsblad
no. 110) wees bij art. 14 den weg ook voor fabrikanten aan,
om zich van hout te voorzien. De bij art. 15 van het ontwerpcontract
van Januari 1864 aan contractanten verleende vergunning
to t het kappen van hout in ’s-lands bosschen, werd
daarom bij besluit van 1 Mei 1867, no. 20, ingetrokken.
Hiermede hebben wij de voornaamste feiten u it de geschiedenis
der suikercontracten, totdat deze door de wet van Juli
1870 definitief omlijst werden, in herinnering gebracht. Hadden
wij recht met ons beweren, dat het een aanhoudend scharrelen
bleef en de onmogelijkheid wel blijken moest, minstens drie
partijen, met onderling tegenstrijdige belangen, te bevredigen?
Het zou, nu de contracten geëxpireerd zijn, kunnen schijnen
als ware het een overbodig werk, al die oude bepalingen en
voorschriften nog eens onder de aandacht te brengen. Het
wil mij evenwel integendeel voorkomen, dat ju is t nu dat
tijdperk van zestig jaren is doorleefd, het onschatbare lessen
aanbiedt en ’t bovenal kan leeren, hoe men niet regeeren
moet, d.w.z. welk een onmogelijke taak een regeering aan-
vaardt, zoo zij zich rechtstreeks met eenige tak van nijverheid
bemoeit en zich de regelingen van huishoudelijke en industrieele
quaestiën voorbehoudt, welke alleen tot een natuurlijke en gezonde
ontwikkeling en oplossing komen kunnen, waar zij,
binnen de algemeene wettelijke grenzen, aan de eigen krachten
en de vrije handelingen van belunghebbenden zijn overgelaten.
Een regeering heeft slechts noodelooze hindernissen uit den
weg te ruimen en publieke werken, die aan allen ten goede
komen, te bevorderen. Wij hebben ons bij de in chronologische
orde aangeteekende feiten onthouden van commentaren,
maar als de realia daar voor ons liggen en te samen en in
onderling verband nog eens worden nagegaan en over wogen,
kan de geschiedenis niet anders worden geoordeeld dan als
die van een bij uitnemendheid ziekelijke, als een lijdensge-
schiedenis, waarin de arme bevolking gestadig met het gelag
en nog iets daarenboven belast bleef. De suikercultuur paste
volkomen in het cultuurstelsel. Men beschikte over de gronden
en de krachten van de landrente- en heerendienstplichtige
bevolking, krachtens een recht, dat men zich zelven toekendei