
doch om de gewassen tegen verdorren te behoeden.
Hoe dringender moet deze eisch in de tropen zijn en wel
met name ten aanzien van de natte rijstteelt, die veel
water behoeft. Maar niet alleen de hoofdcultuur, de rijst,
eischt stelselmatigen toevoer van water, de teelt van tweede
gewassen zou in de voor haar aangewezen periode, den
drogen tijd, onmogelijk worden, kon men niet over be-
vloeiingsmiddelen beschikken. Het suikerriet, dat 10 — 12
maanden ontwikkeling eischt, kan niet vlot geteeld worden
op van den regen afhankelijke gronden. Daarbij stelle
men zich de meestal zware kleigronden der alluviale vlakten
voor, die gedurende den oostmoesson zoo hard worden,
dat zij zonder bewatering niet zijn te bewerken. Met
breekijzers (lingkis) ziet men dan wel gaten slaan en
daarin de zaden werpen, waarbij men er op rekent dat de
vochtige ondergrond nog groei zal wekken.
De oogsten der irrigeerbare sawah’s zijn niet alleen
minder onzeker, maar ook rijker en beter van qualiteit.
In de eerste plaats dient het water om den bodem de
voor den plantengroei onontbeerlijke vochtigheid te verzekeren
; zelfs in den regentijd kan, althans voor de padi
op de sawah’s, aanvulling noodig wezen. Maar het feit
dat, in tegenstelling met andere gewassen, jaa r in jaar
uit op dezelfde gronden rijst geteeld wordt zonder bemesting
en toch zonder merkbare uitputting van den grond,
doet vermoeden, dat het irrigatie water terugbrengt en
door ontleding beschikbaar stelt wat door een rijstbouw
aan den bodem wordt onttrokken, Tengevolge van de
bemestende en ontledende werking van het irrigatiewater
put de op sawah’s verbouwde rijst den grond ook niet zoo
sterk u it als andere gewassen. De hoofdoorzaak ligt echter
in de afkomst en de geaardheid van den Java-grond.
Het water is dus de „conditio sine qua non” voor den
verbouw van tweede gewassen, zoowel als voor de natte
rijstteelt. Maar niet alleen is er behoefte aan water, ook
tegen te veel dient gewaakt; een irrigatie-stelsel bedoelt
daarom heerschappij over het water.
Het water, dat meerendeels in hooger streken gevallen
regenwater is, bevat buiten zuurstof ook stikstof, als ammonia
en salpeterzuur. Aan de beide suiker-proefstations op
Java zijn onderzoekingen verricht aangaande de hoeveelheid
stikstofverbindingen in regenwater; zoo vond P e in s e n
G e e r l ig s in het in Slawi (bij Tegal) gevallen regenwater
per liter gemiddeld 0,69 milligram stikstof in gebonden
vorm, wat bij een regenval van 1500 m.m. per ja a r en
per bouw 7 K.G. vertegenwoordigt. Aannemende, dat het
in de hoogere streken vallende regenwater niet minder
bevat, en het gehalte aan stikstof, phosphorzuur en kali in
de slib daarbij in aanmerking nemende, is men tot het
besluit gekomen, dat op Java de gemiddelde stikstoftoevoer
in irrigatiewater, regen en slib, voor de padi voldoende is
voor de gemiddelde stikstofbehoefte van de op sawah’s
geteelde padi, terwijl men voor phosphorzuur en kali zelfs
een toename door toevoer in het slib berekent. (Proeven
met zwavelzure ammonia, leerden dat extra-stikstofbe-
mesting verhooging van de padi-productie geeft.)
Daar de ontleding van de organische stof in den bodem
door bedekking met water zeer vertraagd wordt, neemt
men aan, dat er gedurende den groei van rijst minder
organische stof door ontleding in den bouwgrond verloren
gaat, dan er in de wortelresten enz. dier plant aan wordt
toegevoegd. Een krachtigen invloed oefent het irrigatiewater
ook op den grond u it door verweering en vorming van
colloïdale (gelatineuze) silicaten.
Intusschen is ’t er verre van, dat men voor aile irrigeerbare
sawah’s zou kunnen rekenen op een toevoer van
slib, voldoende voor vruchtbaarheid. Ook denke men aan
de sawah’s, die van den regen afhankelijk blijven, en die
toch ook ja a r in jaa r u it bebouwd worden.
Het irrigatiewater is op het oog dikwijls volkomen hel