
■vj
■ l'rií
(lat ook wel in Europa aan de markt komt, levert een bewijs
van zorgvuldig en fijn kerven.
De z. g. kerfbank is een dikke, langwerpig vierkante plank,
waarop twee honten zljstanders, die naar boven iets uitwijken.
Tusschen deze wordt de opgerolde massa gelegd en met de
liand voortbewogen, naarmate het .snijden, het kerven, vordei t.
Als kerfmes doet een zeer lang en breed mes met kort hand-
vatsel dienst. Dit mes moet scherp geslepen zijn en wordt
uitsluitend voor het kerven onderhouden.
Valt er veel te kerven, dan la at men zich door vrienden
belpen. De helpers ontvangen in den regel geen betaling, maar
zij worden behoorlijk onthaald en ontvangen een deel van
het product. Wederzijdsch hulpbetoon treft men onder de in landers
veelvuldig aan, waar tijdelijk werkzaamheden te verrichten
zijn, die men met eigen krachten alleen niet volbrengen
kan. Zoo bij het bouwen, het planten en oogsten van padi, enz.
De gekorven tabak blijft twee ä drie dagen aan de zonnewarmte
blootgesteld. De wijze waarop ze gesneden werd
doet haar innig samenhangen, even als een vel watten. ’s Nachts
laat men het product buiten; men is van meening, dat de
invloed van den dauw de fraaiheid van kleur zoowel als den
geur en den smaak ten goede komt.
Zoodra de gekorven tabak droog en donkerbruin van kleur
is, maakt men er langwerpig vierkante pakjes (tampangs)
van door de samenhangende massa om te slaan. Dezen arbeid
verricht men liefst des morgens te 9 u u r ; de tabak is dan
niet te vochtig meer van den dauw, daar de zonnewarmte
er reeds op werken kon en toch behield ze genoeg lenigbeid
om baar gemakkelijk te knnnen behandelen.
Gewikkeld in Pisang-blad, stapelt men de tampangs nu in
bamboezen manden, die van binnen met alang-alang of Pi-
sang- of Djati-blad zijn bekleed. In deze manden ondergaat
de tabak een gistingsproces, dat na 40 á 60 dagen een be-
boorlijke sorteering naar kleur en qualiteit veroorlooft.
Dient de tabak nu niet voor eigen consumtie, dan bewaart
men ze in manden of kästen, zooveel mogelijk met uitsluiting
van licht en lucht.
De inlander, die zijn gekorven tabak aldus opslaat, reser-
veert zich een kostbaar kapitaal. Hij weet, dat zoowel C h ineezen
en Arabieren als stamgenooten op zekere tijden de
desa’s bezoeken voor den opkoop van bet product. De prijzen
loopen zeer uiteen, naa r omstandigheden zoowel als naar
qualiteit; maar altijd is deze inlandsche tabak gewild en
verzekert zij den voortbrengers groote voordeelen, indien zij
hun tijd maar weten a f te wachten,
Is de tabak goed bereid, dan kan ze lang bewaard worden,
in deugdzaamheid zelfs winnen, mits men een ruimte van
twee ja ren niet overscbrijde. De prijzen per pikol loopen van
20 tot 80 gülden uiteen, maar kunnen voor bizondere streken
en onder verschillende omstandigheden die grenzen te buiten
gaan. De inlandsche tabak uit sommige streken van den Archipel,
met name de Redjang (Ranoe) in Palembang en Pa-
raän in Kedoe, handhaaft baar reputatie en wordt zeer gezocht
en duur betaald. In de daarvoor geschikte streken is de in-
landscbe tabakscultuur van groote beteekenis voor den land-,
eigenlijk tuinbouw, zoowel als voor den handel en verhoogt
zij zeer de welvaart van het volk. In de meeste streken waar
de Europeesche nijveilieid post vatte, verdrong echter de
teelt voor de Europeesche ma rkt die van het inlandsch product.
Als de inlander voor den Europeeschen onderne.mer
plant, verminderen niet alleen zijn eigen risico’s, maar heeft
hij ook dadelijke betaling voor zijnen arbeid en geen zorgen
moeiten en lasten met de bereiding.
Volgens het koloniaal verslag over 1893 werden in de
jaren 1891/92 door de bevolking op Java achtereenvolgens
(119, 102 en 139, 191) bouws grond, de grootste helft op
tegallans en hierop wel deels als eerste en deels als tweede
gewas, met tabak beplant. Op de Sawah’s plant men bij u itzondering
als eerste gewas. De regeering moedigde deze
tabaksteelt aan door o. a. den resident van Pasoeroean /2 1 5
3*