
Sri:':,
l ï r i
eindelijk, voor druivensuiker, vaste kori’elige en poedersuiker
u it zetmeel, met uitzondering van de vaste, bekend onder
den naam van massé.
De eerste klasse suikers, kandij, broodsuiker, melis, lompen
enz., worden geïdentifieerd door toetsing aan of vergelijking
met de daarvoor bizonder vastgestelde standmonsters.
De wet van 29 Augustus ’86 (Stb. 142) verhoogde het
fabrieksverlies voor rietsuiker to t 2,5 % en trok voor buiteniandsche
basterden het rab a t voor asch en glucose in.
Het prijsgeven van het wetenschappelijk onderzoek kon
geen verbetering heeten. Het maakt toch de correctie, die het
titragestelsel vordert en nog wel betwistbaar blijft, overbodig.
Aangenomen en op wetenschappelijke gronden bevestigd is,
dat de zouten en de glucose, welke in de ruwe suikers voorkomen,
niet alleen een inverteerende kracht op de saccharose
oefenen, maar bovendien de volkomen afzondering van deze
hinderen kunnen. Hierbij komt, dat de glucose op de polarisatie
werkt en ’t saccharose-gehalte dus te hoog aanwijst.
Is het nu reeds moeielijk of onmogelijk om die invloeden
theoretisch met juistheid te bepalen, zeer zeker kan men à
priori, het bij ’t raffineeren te lijden verlies niet schatten.
De raffinadeurs hebben in en door de praktijk natuurlijk
wel voldoende ervaring opgedaan, waardoor zij met benaderende
juistheid schatten kunnen. Zij hebben er echter geen
belang bij, met die kennis te koop te loopen.
De voorschriften aangaande het gehalte-onderzoek van ruwe
suikers en basterden, werden bij besluit van 25 Juli ’84
(Stb. 484) als volgt vastgesteld:
1°. Het te onderzoeken monster wordt door fijnwrijving
en menging gelijkmatig gemaakt op zoodanige wijs,
dat d a a ru it geene verandering in de samenstelling
voortvloeit.
2°. Van het alzoo behandelde monster wordt een p ro e f
') Zie naschrift n°. 7.
fe
y'
afgewogen ten bedrage van v ijfm a a l het gewicht der
suiker, die volgens de inrichting van het aan te w enden
polarisatie-werktuig voor eene daarmede te verrichten
gehaltebepaling noodig is.
3°. De sub 2 bedoelde proef wordt in water opgelost en
lot een volume van 250 kubiek centimeters gebracht.
4°. Yan de aldus verkregen vloeistof wordt de hoeveelheid,
noodig v o o r het polariseeren en voor de glucose-bepaling,
geklaard en ontkleurd.
5°. Het gehalte aan glucose der volgens 4 geklaarde en
ontkleurde vloeistof wordt bepaald door middel van
koperproefvocht. Dit gehalte, berekend op 100 deelen
van de bij 2 bedoelde proef, d ru k t de percentische
hoeveelheid glucose u it, vermeld in art. 1 der wet
van 20 J u li ’84.
6°. Van de vloeistof, verkregen volgens 3, wordt een voldoende
hoeveelheid door filtratie helder gemaakt, in-
gedroogd onder toevoeging van zwavelzuur en tot asch
gebrand. Het aldus bepaalde gehalte aan onverbrand-
bare bestanddeelen, verminderd met een tiende en
berekend op 100 deelen van de bij 2 bedoelde proef,
d ru k t de percentische hoeveelheid asch u it, vermeld
in art. 1 als voren.
7°. De polarisatiepercenten worden u itg e d ru k t tot in tienden,
de hoeveelheid glucose en asch tot in honderdsten van
percenten. Kleiner onderdeelen blijven buiten a a n m
e rk in g .
Deze voorschriften kwamen met 1 Aug. ’84 in werking.
Ze waren een stap achteruit. De polarisatie na uitwassching,
door professor Dr. J. W. Gunning aanbevolen, omschreven
en toegelicht, ging recht op het doel af. Met daartoe geschikte
en aangewezen vloeistoffen verwijderde ze, vóór de polarisatie,
de in de te onderzoeken suikers aanwezige zouten en glucose.
Men heeft o. in., onbekendheid met de methode als een
bezwaar tegen haar invoering opgeworpen, maar voor de
i i : '