
l!,' '■
i I
Verandering in alkaloïd-gehalfe bij voortplanting door zaad
treft men alleen aan wanneer de bloem eener Cinchona soort
van zuiver type, bevrucht wordt met pollen eener andere
soort van minder goed type. Zijn beide Cinchona’s echter van
zuiver type, dan kunnen, nà de bevruchting, u it het zaad
planten gekweekt worden, waarvan de bast, hinnen zekere
grenzen, dezelfde alkaloïden in dezelfde hoeveellieid bezitten
als in den bast van den moederboom gevonden werden.”
De heer van Leersum heeft ons met dit zaakrijk overzicht
een grooten dienst bewezen. Met recht leidde hij het met
eene aanhaling uit Moens’ voortreffelijk werk in.
Is er nu veel licht ontstoken, veel daarentegen is nog in
het duister gebleven, en wellicht kunnen voortgezette onderzoekingen
op sommigè uitspraken nog te rug doen komen. De
plantenphysiologie dient de scheikunde de hand te reiken.
Bij een geslacht als Cinchona, dat zoo veranderlijk in vormen
is, moet het niet alleen van belang zijn in het bijzonder op
het gehalte van kinine en nevenalkaloiden te letten, maar
ook, de meest günstige cultuurvoorwaarden te leeren kennen.
Een uitnemende gedachte mag het daarom heeten, de gouvernements
kinaonderneming to t een kina-proefstation te ver-
heffen, — hetgeen de particulière ondernemingen van een
ongelijke mededingster zou ontlasten en haar zoowel als de
wetenschap ten goede zal komen. Als plantenphysioloog is
Dr. Lotsy nu aan den directeur der onderneming toegevoegd.
Deze laatste is thans de eenige, die met al de plantsoenen
volkomen vertrouwd is en de kennis van alle gekweekte
soorten zal zeker een eerste vereischte zijn om to t juiste
vergelijkingen te komen.
Wij wenschen ons te onthouden van voorspellingen ; niemand
kan omtrent de toekomst der kina eenige zekerheid geven.
Maar wij staan voor het niet te miskennen feit, dat er in de
I
laatste jaren meer voortgebracht werd dan noodig was •) en
dat ook nog in Amerika de bronnen slechts tijdelijk zijn
gesloten, omdat de lage prijzen geen exploitatie kunnen loonen.
Die lage prijzen, doodend voor ondernemingen welke niet
over een kinine-rijk materiaal beschikken, blijven intusschen
nog winstgevend, zij het zeer matig. voor de meer gelukkigen,
die in ’t bezit van de rijkste planten kwamen. Een goed geleid
proefstation zal er toe kunnen bijdragen, dat men zijn kinine-
productie met minder kosten leert verhoogen en zoo zal het
kunnen gebeuren, wat nu de hoop van velen uitmaakt, dat
een voordeelige productie zich voornamelijk, zoo niet uitsluilend,
tot Java gaat beperken en de hier met zoo groote volharding
in ’t leven geroepen cu ltu u r haar volle rechten wint. Een gewichtig
vraagstuk blijft, o. m., de invloeden van onderscheiden
grondsoorten en van bemesting op het kinine-gehalte te leeren
kennen.
IX.
Slot.
In dit laatste hoofdstuk wenschen wij nog eenige punten
te bespreken, welke tevoren slechts even zijn aangeroerd.
Gaarne spraken wij ook uitvoeriger over de verbreiding der
kinacultuur, met name over hetgeen de Engelschen in deze
verrichtten. Thans moeten wij ons bepalen tot de herinnering,
dat in 1859, op voordracht van Dr. Forbes Watson, de als
oudheidkundige en ethnoloog door zijne reizen in Zuid-Amerika
reeds beroemd geworden Clements Robert Markham met eene
zending werd belast, welke die van Hasskarl verre in de
schaduw heeft gelaten. Wetende hoezeer de missie van dezen
het wantrouwen van de bevolking der kinastreken had ge-
') Altijd, in verband met de behoefte aan kinine, zooals men die pleegt
te s c h a t t e n , — maar waaromtrent wij geen zekerheid hebben.
10