
28
houden waren, opgebracht de planten die in Nederland en
op Java gewonnen waren van de door Hasskarl in Amerika
verzamelde Calisaya-zaden. Volgens Teijsmann’s rapporten werd
te Buitenzorg een duizendtal plantjes van de hem toevertrouwde
zaden gewonnen, doch bleven daarvan na overbrenging te
Tjibodas slechts enkele in leven, en kwam hier niets terecht
van de zaden, welke er, zij het met de meeste zorgen, op
goed bereide en overdekte kweekbedden waren uitgezaaid.
Van de door Hasskarl bezorgde zaden werden intusschen
ook plantjes gewonnen, die niet tot de Cinchona Calisaya
behoorden; men onderscheidde aanvankelijk o. m. Cinchona
ovata en C. lanceolata, meende er later ook C. pubescens en
C. cordifolia onder te ontdekken. Uit Nederland werden bovendien
enkele exemplaren C. lancifolia gezonden, die gekweekt
waren u it zaden, welke de Berlijnsche hoogleeraar Karsten
in Amerika had verzameld en door tusschenkomst van den
gonverneur van Suriname aangeboden had.
Teijsmann stelde zich voor, de kina te verzorgen als de
koffie en toen hij zijn schatten aan Hasskarl overgaf, bleek
deze met zijn kweek- en cultuur-wijze in te stemmen. Moest
men te Tjibodas de zaden op kweekbedden uitwerpen, te-
Buitenzorg had men ze in een kweekhuis kunnen verzorgen.
Toen men te Tjibodas kon beginnen met stekken, werden daar-
voor de uit Nederland aangevoerde Wardsche kisten en eenvoudige
broeikastjes in gebruik genomen.
Voor den aanplant werd bosch gekapt, het hout opgeruimd
en voor elke plant een breede en diepe plantkuil bereid. De-
planten werden op 20 voet onderlingen afstand geplaatst,
overvloedig ruimte dus latende voor daar tusschen te brengen
dadaps (Erythrina Hypaphorus Boerl.) die de jonge P e ru a an sche
kweekelingen de noodig geachte schaduw moesten verzekeren.
Elke kinaplant werd door een stevige omheining
beschut tegen beschadiging.
Teijsmann en Hasskarl bleken al dadelijk van oordeel, dat
het toekomstig kina-terrein niet tot Tjibodas en het Gedehgebergte
beperkt mocht blijven. Wij teekenden reeds aan, dat
Junghuhn het centraal-gebergte van de Preanger aanbevolen
had en dat door Hasskarl dienovereenkomstig dan ook tegen
het einde van ’55 op het Malawar gebergte, te Tjinjiroean,
plaats bereid werd voor de uit Nederland te ontvangen
planten.
Hasskarl diende tijdens zijn kortstondig beheer verscheidene
rapporten in. Zij hadden alle betrekking op het aantal aanwezige
planten, haa r toestand en vooruitzichten, de uitkomsten der
vermenigvuldiging enz. Hoofdrol speelden de C. Calisaya en
de C. ovata en al ging niet alles gestadig voorspoedig, ver-
oorzaakten o m. de hevige winden soms groote schade, in
zijn rapport van 2 Februari ’56 gaf hij den Gouverneur-
Generaal de verzekering »da t de d o o r h em u i t P e r u me-
d e g e v o e r d e Ca l i s a y a - p l a n t e n v o o r t g i n g e n w 'e e l-
d e r i g te g r o e i e n en s p o e d i g de mo e d e r p l a n t e n in
d e n a a r d b e z i e n - t u i n t e T j i b o d a s o v e r b o d i g zouden
ma k e n . ” Aanwezig waren te Tjibodas: 42 Calisaya’s en 64
ovata’s, u it zaden gekweekt, en 238 Calisaya’s en 50 ovata’s
hevonden zich als stekken in de kweekerijen.
Den den April werden 43 Calisaya’s, 75 ovata’s en 3 lan-
ceolata’s vermeld, voorts 865 stekken, waarvan omstreeks 200
goed beworteld. In een later rapport wordt ook melding gemaakt
van één C. pubescens (in den aardbezien-tuin). De laatste
rapporten van Hasskarl dateerden 2/3 Juli 1856 en werden
in het hospitaal te Weltevreden opgemaakt, naar gegevens
van den opziener Teusscher. Intusschen was hem een verlof
naar Europa verleend en Junghuhn tijdelijk met het beheer
der onderneming belast. Te Tjinjiroen stonden volgens Hass-
karl’s rapporten van Februari ’56: 46 Calisaya’s, 50 ovata’s
en 7 lancifolia’s in den grond, welke getallen op I April
reeds gereduceerd waren to t 40, 33 en 6. Van deze 79 plan-
ten heette één derde zeer weelderig en sterk, terwijl 9 plan-
ten twijfel lieten of ze zouden behouden blijven.
Hasskarl’s beheer duurde te kort en vond onder zulke
.•a
i i)
f e t e .
-
iv;. . !
yL -
f •
vY'te
'c. ' ■
1 V-
■ I '■
fete.,
. : .
yy/y: /
■ti: ■
• Yi’:; ■ ■1 :]^