
1 ,
’' -•:!I .f1
Konkinamine, synoniem Kinidamine, en waarschijnlijk iso-
meer met kinamine, is eveneens in 1878 door Hesse het
eerst afgezonden.
Paricine is door Winckler in 1848 ontdekt ; verder
P ay tine, Homokinine, hetwelk in den cuprea-hast voorkomt,
en Amorph alkaloid met verschillende eigenschappen.
Deze alkaloïden komen in de kina-basten niet vrij doch
gebonden voor, en wel aan K in a zu u r G, Og, hetwelk
éénbasisch is en tot de aromatische reeks behoort :
{OH)^ CO.OH; Kinalooizuur, dat door zuurstof uit de lucht
in een roode kleurstof, kinarood, overgaat; en Kinovazuur
0 , .
Voor de afscheiding der vier eerstgenoemde alkaloiden zijn
verschillende methoden bekend ; en kunnea deze, naar gelang
van het middel dat gebezigd wordt om het alkaloid u it den
bast vrij te maken, in drie hoofdgroepen worden verdeeld,
en wel :
1®. Kalkmethoden.
2®. Zuurmethoden en
3®. Ammoniakraethoden.
Van de eerstgenoemde methoden (behandelen van den tot
fijn poeder gestampten bast met kalk en alcohol) is die van
Moens en Meijer de eenvoudigste, en geeft laatstgenoemde
de nauwkeurigste resultaten.
Van de zuurmethoden (uittrekken van den bast met koud
verdund zoutzuur) geeft die van de Vrij niet alleen de beste
resultaten, doch bovendien fraai witte ta rtra te n ; echter is
zij niet geschikt voor alle soorten kinabast.
Van de ammoniakmethoden is die van Prollius, gewijzigd
door de Vrij, de eenvoudigste. Zij bestaat u it de behandeling
der basten met een mengsel van aether, alcohol en ammonia.
Zijn de alkaloïden eenmaal uit de basten vrij gemaakt eti
in oplossing gebracht, dan scheidt men de kinine en de cinchonidine
van de kinidine en cinchonine, door middel van
een wijnsteenzuur zout, waardoor men de in water moeielijk
oplosbare verbindingen van wijnsteenzure kinine en cinchonidine
krijgt, terwijl de ta rtra te n van kinidine en cinchonine
in oplossing blijven. De ta rtra ten van kinine en cinchonidine
scheidt men, mits zij zuiver en volkomen wit zijn, met succès
volgens de methode-Oudemans, door polarisatie.
Op welke wijze de alkaloiden in den bast gevormd worden
is nog vrijwel onbekend; evenzoo waarom in de eene soort
bast meer kinine, of een der andere alkaloiden, voorkomt,
dan in de andere.
Was men vroeger de meening toegedaan, dat de alkaloïden
vooral gevonden werden in de bastvezels en minder in het
parenchym, tegenwoordig is, door de onderzoekingen van
■Weddell, Muller en Fliickiger, uitgemaakt, dat het parenchym
de drager is van de alkaloïden en wel voornamelijk het
schorsparenchym.
Wa t verder de verdeeling der alkaloïden over den kinaboom
aangaat, zoo worden deze in de bladeren en het hout niet,
of zoo goed als niet, aangetroffen; doch hoofdzakelijk in den
bast van stammen, takken en wortels.
In den bast is het alkaloid niet gelijkelijk verdeeld, maar
zijn de buitenste lagen (de schors) rijker aan alkaloid dan
de binnenste, welke de bastvezels hevatten.
Aan den boom zelf is to t zekere grenzen de bast rijker
aan alkaloid naarmate hij ouder is, dus naarmate hij lager
aan den stam voorkomt. Doch deze regel heeft ook zijn
uitzonderingen, want onderzoekingen, in den laatsten tijd
gedaan, toonen aan, dat somwijlen hooger geplaatste stam-
deelen (dus jonger bast) meer kinine inhielden dan lagere.
Zoo bedroeg o.a. bij verschillende boomen het kinine-gehalte
van bastgedeelten, 15 c.M. boven den grond gesneden, 9,66
pet., 7,56 pet. en 7,19 pet., terwijl van dezelfde boomen
stukken bast, op een Vs Meter boven den grond gesneden,
een kininegehalte aantoonden van resp. 10,08 pet., 8 36 pet.
en 7,60 pet. Eene verklaring van dit abnormale verschijnsel