
i
■il !
. i f
..Y Y
■ iin
16 deelen water op Het is, evenals L a c t o p h e n i n e , dat
ook gemakkelijk in water oplost, mede als middel ter verlaging
der lichaamstemperatuur aangeraden.
Tal van „antipyretische” of „antithermische” middelen
worden nog bereid, uitgaande van C h i n o 1 i n e , eene stof, die
men, in kleine hoeveelheid, in teer van steenkolen en beenderen
aantreft en die ook gewonnen wordt door droge destillatie
van kina-alkaloïden, en daaraan haar naam dankt.
Aanbevolen, beproefd en. . . . verlaten, zijn vele dier middelen,
maar nog geen enkel is in s ta a t geweest de kinine geheel
te vervangen. Wel te onderscheiden zijn deze tallooze antipy-
retica, waarvan hier maar een klein deel genoemd is, van de
echte antifebrilia of febrifuga, w.o. de kininezouten den voorrang
behouden, al blijft Soubeiran’s vraag (zie bladz. 8) gewettigd
of niet dikwijls „le concours des principes toniques
„et aromatiques soit nécessaire, ou que peut-être l’association
„des deux alcaloïdes quinine et cinchonine, (et des autres
„alcaloïdes du quinquina?) puisse faire ce qui est impossible
„à chacun d’eux séparément.” Eere daarom onzen Dr. J. E.
de Vrij, die vele jaren wijdde aan de volmaking van het naar
hem genoemd extract, waarin al de werkzarne bestanddeelen
van den kinabast op ’t voordeeligst vertegenwoordigd zijn.
Vrees voor de extirpatie van den kinaboom in diens moederland,
drong to t het overbrengen naar Azië. De uitnemend
geslaagde cultuur deed de hoog gerezen prijzen van het
onmisbaar geneesmiddel beneden peil dalen. W a a r is het
niettemin, dat ook heden nog jaarlijks duizenden en nog
eens duizenden als slachtoffers vallen van de moorddadige
koortsen, waartegen men niet tijdig optrad. Moge daarin
althans verbetering komen, nu de kosten niet meer als ver-
ontschuldiging gelden kunnen en eene toenemende vraag de
handhaving der cultuur slechts verzekeren kan.
Door een ruimeren afzet van kina moet toch de Handels-
I
waarde van deze stijgen en het is volstrekt niet noodig, dat
die weder zóó hoog klimt als voorheen, om den kinaplanter
eene redelijke winst te waarborgen.
In zijne L e b e n s - E r i n n e r u n g e n beschrijft onze b e roemde
landgenoot Jac. Moleschott den brand, die in 1797
de woning en apotheek van zijn’ grootvader vernietigde, en
hij teekent daarbij aan : Allein an C h i n a r i n d e soll in
der verhängnissvollen Nacht ein W e rth von hunderttausend
Gulden verbrennt sein.”
Geen kinaplanter zal wel durven verlangen, dat zijn product
ooit weer zóó hoog genoteerd wordt. Zooals de prijzen
nu evenwel zijn, kan er op den duur geen sprake van een
redelijke belooning wezen. Trouwens het zal geen enkel verbruiker
bezwaren, zoo de prijs der grondstof slechts ver-
dubbelt.
Statistiek der kin a cu ltu u r in Britsch-Indië.
The Tropical A griculturist deelt dienaangaande het volgende
mede:
Bij het einde van het dienstjaar 1894—’95 waren 8710
acres met kina beplant, waarvan ongeveer 71 pct. in Zuidelijk
Indië en het overige in Bengalen. Het oppervlak .in Bengalen,
2508 acres beslaande, ligt in en nabij Darjeeling. Het
grootste gedeelte van het beplant oppervlak in Zuidelijk Indie
ligt in den Nilgiris en Malabar, als volgt: 2409 acres in den
Nilgiris, 1902 acres in Travancore, 350 acres in Mysore, 33
in Coorg, 25 in Cochin en 40 in Madura.
In Bengalen werd het land onder kina grootendeels aangeplant
en onderhouden door de regeering, daar de gouver-
nementsplantages 2351 acres beslaan. Anderzijds is deze
industrie in het presidentschap Madras voor verreweg het
grootste gedeelte in handen van particulieren, daar de gou-
vernementsplantages aldaar slechts 821 acres beslaan.
Gedurende de tien ja ren, eindigende met 1894—’95, is het