
u
■ i . î!
. TFÿ behouden ons voor om wanneer er ook hier te lande
u it beetwortels o f andere plantaardige zelfstandigheden suiker
mögt getrokken worden, de noodige verordeningen uit te vaardigen
ten einde, in overeenstemming met de bepalingen der
wet van 1 A p ril 1846, de heffing van den accijns op de
aldus verkregen suiker te verzekeren en zulks onder hedreiging
van gelijke straffen als bij de wetten van 26 Augustus 1822,
Sh. 38 en 1 A pril 1846, Sh. 16, op de overtredingen der
accijnswetten in het algemeen en der wet op den suikeraccijns
in het bijzonder gesteld zijn.
Tot die uitvaardiging wordt overgegaan zoodra u it eene
aanvrage van belanghebhenden blijkt, dat daartoe aanleiding
bestaat. V ijf ja re n na hare uitvaardiging houden die verordeningen
op van kracht te zijn. Z ij moeten vóór dien tijd
door loettelijke bepalingen vervangen zijn.
Geen fabriek o f andere inrigting tot het trekken van suiker
uit plantaardige zelfstandigheden mag worden in werking
gehragt, zonder dat daarvan vooraf aan Onzen Minister van
Financien aangifte gedaan zij, op verheurte eener boete van
v i jf honderd gulden en tevens de gereedschappen, werktuigen en
grondstoffen, welke in zoodanige inrigting aanwezig mogtenzijn.
Voor inrigtingen van genoemde soort welke vóór de afkon-
diging dezer wet reeds in werking moglen zijn, moet de gevorderde
aangifte, op gelijke straffe, hinnen eene maand na
die afkondiging geschieden.
Op bldz. 10 teekenden we aan, dat er reeds omstreeks het
ja a r 1811 een suikerfabriekje geopend werd in den omtrek
der stad Arnhem. Ook in eene der raffinaderijen te Amsterdam
begon men toen suiker u it bieten te bereiden. W a re het bedrijf
loonend geweest, dan zou men het hier zeker niet binnen een
paar ja a r hebben opgegeven. In 1850 debuteerde een bescheiden
inrichting te Rijswijk bij den Haag; men legde er zich op de
bereiding van witte suiker toe. Waarschijnlijk was het dit
fabriekje, de Kraaienhof genaamd, waarop de geachte
afgevaardigde doelde toen hij den Minister er op a tten t
maakte »dat er reeds suiker binnenslands gefabriceerd werd.”
In 1858/60 openden achtereenvolgens de heden nog werkende
ondernemingen bij Zevenbergen en Dordrecht. In 1862
begon de fabriek »de Amunda” bij Oudenbosch. Ze was de
eerste welke van luchtledige apparaten gebruik maakte en
deze werden geleverd door de machine-fabriek van Vlissingen
en van Heel te Amsterdam. Filterpersen kende men nog niet;
liet gecarbonateerde sap werd nog met de hand uitgeperst.
Men verwerkte omtreeks 90,000 kilo’s bieten per etmaal en
9,000,000 per Campagne. Men won ± 7 % suiker u it de
grondstof. Tegenwoordig verwerken de goed ingerichte fabrieken
tienmaal meer per etmaal en is men met 1 2% rendement
zeker niet overtevreden. In 1863 werd de fabriek Halfweg
gebouwd en gaf deze n.f. het voorbeeld der toepassing van
liet diffusiestelsel (1870). Na 1873/74 zijn er geen fabrieken
bijgekomen. Er werkten toen 32 ondernemingen. In 1876/77
was het aantal met een, in 1882/83 nogmaals met edn verminderd.
Te begrijpen is na deze herinnering, dat men eerst in
1858 aanleiding to t de uitvaardiging van eene op inlandsche
fabricage betrekking hebbende verordening vond. Ze werd bij
Koninklijk besluit van 31 Augustus, Staatsbl. 66, in 36 arti-
kels gegeven. Tot driemalen toe — bij wetten van 1863 1865
en 1866 — werd, met het oog op art. 6 der wet van 1852,
haar werking verlengd en eerst in 1867 heeft de wet, van
7 Juli, Stbl. 69, de regeling hij K . B. van de bepalingen
omtrent de Jiefßng en verzekering van den accijns op de hin-
nenlandsche suiker vervangen, en is deze, in weerwil van de
bij de wetten van 14 Juni ’71, Stbl. 68, van 27 April en
20 Ju li ’84, Stbl.™ 102 en 147 en van 31 December ’94,
Stbl. 272, aangebrachte wijzigingen, als grondwet voor de
binnenlandsche suiker nu nog te beschouwen.
De wet van 2 Juli 1865, Stbl. 63, was in de plaats van
alle vorige suikeraccijns wetten getreden en is op baar beurt
tot heden als onze grondwet voor den accijns op de suiker