
tefe ^
■ X ■ '
UUffee: '! Á ¡
•i. -i
' ï f e
fite; ’ fe i fete
Naamloos veel gaf men door een en ander prijs, w at uit
den bodem was gekomen en daaraan altijd trouw teruggegeven
had dienen te worden.
Kunnen wij in ons bestek niet treden in een beschrijving
van de oude en nieuwe mechanische hulpmiddelen te r suikerbereiding,
moest onze schets zelfs zeer onvolkomen blijven
bij de voortgaande verbeteringen en nieuwe vindingen, een
niet vollediger overzicht rest ons van de scheikundige processen
en middelen te geven.
Placht men tot vóór een twintigtal jaren, in traditioneel
vertrouwen op de alkennis van Chineesche suikerkokers,
blindelings goed te keuren en te volgen, w at deze aan de
hand deden en op empirie heette te steunen, men moest van
lieverlede wel tot de erkentenis komen, dat ook de koloniale
suikerindustrie de voorlichting, de aanwijzingen en de toepassing
der wetenschap had te vragen, zou ze in den was-
senden strijd der mededinging van de jongere zusternijverheid
in Europa, haar eigen graf niet delven. En al zijn de hoofdbeginselen
der suikerfabricage nu ook onaangevochten gebleven,
de begrippen werden klaarder, hun huldiging en
juister toepassing kwamen meer en meer to t hun recht.
W e rk te men eeuwen lang als op den ta s t en kon anno 1875
een beheerder van een groote fabriek op Java mij, in a n twoord
op bescheiden bemerkingen, nog lachend zeggen: „zoo
slecht kan ik niet werken of ik maak suiker en met winst,”
heden is men er wel degelijk van doordrongen, dat het lange
mes den kok niet maakt, en zelfs de tropische warmte geen
talenten en bekwaarnheid uitbroedt, die overal ter wereld
slechts door voorbereidende studie en oefening gewonnen
worden. . .
Heeft de fabrikant er nu al op gelet, dat hij bet n e t in
zijn voor ’t suiker gehalte günstigst moment oogstte, dan
dient hij er voor te zorgen, dat de sappen zoodra mogelijk
aan de van n atu re aanwezige schadelijke invloeden worden
onttrokken. Dit schijnt men dan ook van den aanvang afop
Java wel geweten en begrepen te hebben en, als eerste en
hoofdwapen tegen sap-bederf, greep men naar de kalk, die
als zoodanig ook heden nog algemeen toepassing vindt.
Bij het kappen en vervoeren van het riet, zal men te
waken hebben tegen noodelooze kneuzing. Hoe eer men het
perst, des te beter. Noodelooze blootstelling aan de lucht in
het heet klimaat, kan slechts de inversie der rietsuiker ten
goede komen, to t verlies alzoo leiden.
Door de menging met kalk worden in het sap de vrije
zuren, de eiwitstoffen en andere gebonden, en dus al dadelijk
onschadelijk gemaakt. Door verwarming in de defecatie pannen,
— door middel van stoom — bevordert men die verbindingen,
zoowel als haar afscheiding, in den vorm van schuim aan de
oppervlakte. Het schuim laat zich in de daarvoor doelmatig
ingerichte, van gootranden voorziene pannen, gemakkelijk
afzonderen. Om geen druppel sap te verliezen, wordt het
nog geperst.
Mengt men nu te weinig kalk, dan blijven schadelijk
werkende lichamen of verbindingen in het sap ongebonden,
actief dus. Voegt men te veel toe, dan overschrijdt men
niet alleen het doel, maar men dreigt met verlies van
suiker, voor zooveel deze zich met kalk verbindt en in
elk geval het schadelijk zout-gehalte verhoogt. Omdat het
moeielijk is ju is t te treffen, heeft men in vele fabrieken het
carbonatage-procede ingevoerd, dat in de beetwortelsuiker-
fabrieken algemeen toepassing vindt. Men mengt dan een
overvloed van kalk, doch ontbindt de gevormde suikerkalk
weder door invoering van een stroom koolzuur of schoorsteen-
gassen. Zeer zeker wint men door dit procédé een zuiver
sap, maar noodig is het, in den regel, voor Java n ie t; enkele
fabrieken hebben het dan ook maar ingevoerd, en wij mögen
7*