
Daendels (1808/’l l ) trok het stelsel van voorschotten irt
en schäfte de gedwongen suikerlevering af. Het Engelsch
tusschenbestuur (181'1/’16) streefde naa r een reorganisatie
van het geheele belastingstelsel, het beginsel van vrijen arbeid
en handel en van vrije beschikking der bevolking over hare
krachten en producten huldigende, en het vorderde daarvoor
een geregelde uitkeering in geld van de gronden, als landrente.
Het Nederlandsche gouvernement bleef bij de wederinbe-
zitneming der kolonie (4816) aanvankelijk trouw aan deze
beginselen, welke echter nooit to t volle toepassing kwamen.
De suikerindustrie had intusschen een te grooten knak ge-
kregen om zich zoo dadelijk weder te kunnen opheffen.
In 1826 aanvaardde Du Bus de Gisignies het bestuur over
de O.I. gewesten, als Commissaris-Generaal. Gevolg gevende
aan art. 49 van zijne instructie, waarbij was bepaald, dat,
behoudens de aangenomen beginselen van bestuur, alle zulke
middelen in het werk dienden te worden gesteld, waardoor,.
met bevordering van de rechtstreeksche betrekkingen tusschen
Java en het moederland, de cultuur o. a. van de suiker zou
kunnen worden aangemoedigd, deed hij veel tot hare opbeu-
ring en heropende hij daartoe o. m. het stelsel van voorschotten.
Zijn pogingen bleven niet onbekroond, zooals blijken kan
u it de in handelsverslagen opgeteekende cijfers van uitvoer,
die tijdens Du Bus’ bestuur jaarlijks stegen en wel van
19,975 pikols suiker in 1826, to t 108,600 pikols in 1830.
Met dit ja a r trad Java een nieuwe periode in. Du Bus g a f
1® Januari 1830 het bestuur over aan den Luitenant Gouverneur
Generaal Merkus de Kock, die het den 16en d. a. v.
overdroeg aan Johannes Graaf van den Bosch. Deze bestunrde
oppermachtig — ook als C. G., to t 2 Juli 1833, om daarna,
als Minister van Koloniën, van 30 Mei 1834—25 December
1839, zijn op Java ingevoerd stelsel met onverflauwde k rach t
en volharding te doen ontwikkelen. Dat stelsel, in de koloniale
geschiedenis vermaard geworden als
41
h e t Cn l t u u r s t e l s e l ,
oefende, en wel in het bizonder op de suikerindustrie, een
ZOO mächtigen invloed, dat het hier in grove trekken omschreven
mag worden.
De koloniën waren met zware schulden belast, terwijl ook
het moederland, tengevolge van de langdurige en nog aanhoudende
ongunstige politieke omstandigheden, onder gelde-
lijken nood gebukt ging. Een bankroet dreigde, tenzij buitengewone
maatregelen het voorkwamen. Deze nu meende Van
den Bosch le hebben gevonden, en al werden zijne beginselen
hardnekkig bestreden, vooral door den edelen Mr. Cornells
Theodorus Elout, die als C. G. met overtuiging de mildere
beginselen van het Engelsch tusschenbestuur was toegedaan,
liet koning Willem I zich toch overreden en bekleedde V. d.
Bosch, zooals wij reeds aanteekenden, met het hoogst gezag
te r uitvoering van zijn grootsche plannen. Onder de laatste
steunpilaren der 0 . I. C. (1 7 9 4—1808) in Indië gevormd,
zag V. d. Bosch met betrekking tot het beheer dezer koloniën,
slechts heil in dwang- en monopolie-stelsel. Het sinds b e t
Engelsch tusschenbestuur in beginsel verlaten en reeds tamelijk
versleten stelsel van contingenten en leverantiën, werd
door hem, in een nieuw kleed, met weergaloozen ijver en
spoed over geheel Java onder den naam van Cultuurstelsel
weder ingevoerd. Dit stelsel heette gegrond op het beginsel,
d at de Souverein het recht van beschikken heeft, zoowel (als
mede-eigenaar) over een deel van de bouwgronden der bevolking,
als over een deel van haar arbeidskrachten. Daarbij kwam
uitnemend te stade het beweren, dat de inboorlingen zonder
dwang niet meer werken dan dadelijk noodig is ter voorziening
in hunne behoeften. Met zulke onderstellingen kan men h e t
heel ver brengen en al wekt men er geen arbeidszin of liefde
voor eenig bedrijf mee op, de macht van den stärkste k ee rt
to t een z.g. recht, dat inderdaad wonderen heeft gewrocht,
die, zonder een gestrenge analyse, wel in sta at zijn eerbied
a f te dwingen.