
gladde, roode, volkomes eivormige vruchten onder allerlei vormen
gegeten worden. Men kan zich geen troosteloozer aanblik denken dan
een tomatenveld, waarvan de vruchten reeds geoogst zijn. Ik zag ze
in de nabijheid van Pozzuoli : louter zwarte gedroogde stengels, afgevallen
bladen, hier en“ daar een enkel verstrompeld groen óf rood
vruchtje op een totaal ingedroogden grond en dat alles in tegenstelling
met den witten, stoffigen weg, den donkerblauwen hemel en de witte
of lichtroode huizen. Slechts onze aardappelvelden kunnen , wanneer
de knollen rijp beginnen te worden, eenigszins een denkbeeld geven
van den. aanblik van een dergelijken akker.
Van eigenlijken landbouw is anders in de dichtbevolkte omstreken
weinig te zien ; . des te meer bieden ons echter de fruitwinkels en
fruitverkoopers gelegenheid om met de vruchten des lands kennis.te
maken en ook de table d’hôte in het restaurant is een niet te versmaden
gelegenheid om niet door aanschouwen alleen de planten te
leeren kennen, maar ook hun innerlijke waarde te leeren schatten.
Het eerste denk.» ik aan de fruitverkoopers, zooals ze ’s morgens
met hun ezeltjes de stad binnen komen. Een Napelsch ezeltje kijkt
slim uit zijn oogen en draagt zijn dikwijls zwaren last met gewilligheid.
Is hij misschien trotsch op de versiering, waaraan zijn»; meester
zóóveel zorg besteedt, dat hij voor menigeen tot de meest schilderachtige
verschijningen behoort van het toch zoo schilderachtige Napelsche
leven ? Aan weerskanten van het dier hangt een zak, waarin de koopwaar
: druiven, mispelen, tomaten, vijgen enz, en over zijn kop hangt
allicht een kwastje van groen en rood, soms een geheel net van beide
kleuren en welk Napolitaansch vruchtenkoopman zou bij het naar
stad gaan vergeten zijn dier nog daarenboven op te sieren met eenige
eiken- en lauriertakken, de langste, die hij vinden kan, zoodat zij
als het ware op de maat van de eveneens onmisbare klokjes voortdurend
heen en weer zwiepen. En bij dit alles op stokjes gestoken
tomaten of. . . aardappelen, die blijkbaar ook tot de versiering moeten
bijbrengen. Het schijnt zoo ongeveer de eenige wijze te zijn, waarop
daar te lande aardappelen gebruikt worden. >. •
Ook met tal van andere planten kunnen wij zoo op straat wandelende
kennis maken, zoo b.v. met maïs. Overal komen wij allerhande
voertuigen tegen , waarop in groote, dampende pannen met warm water
geheele kolven te koop worden aangeboden en het gevolg hiervan is
dan ook, dat jong en oud, op dergelijke voorwerpen knabbelende , overal
op straat te ontmoeten zijn.
Een veel sierlijker tafereel levert ons een andere handel, die vooral
in kleine kraampjes aan de hoeken der engere straten gedreven wordt:
ik bedoel den handel in watermeloenen. Groote, groene, ellipsoïdische
vruchten met een wit of lichtrood vruchtvleesch en zwarte zaden. Er
zijn er steeds verscheidene geopend om ze per snede te verkoopen en
altijd zijn ze zoo schilderachtig mogelijk gerangschikt; vooral des avonds
bij de altijd primitieve maar dikwijls fantastische, verlichting der
kraampjes maken zij een allerfraaist effect.
Maar beschouwen wij nu de vruchtwinkels wat meer in bijzonderheden.
Zij zijn als alle andere winkels gevestigd in de ruimten der
huizen, die met de straat gelijkvloers zijn;' eerst de eerste verdieping
wordt voor woning gebruikt en het zijn slechts de armsten,
die tevens gelijkvloers wonen. Behalve de reeds genoemde vruchten
vinden wij hier de paarsche aubergines , die hier meestal rond zijn
(Soldnum Melongena) en de reusachtige groene pompoenen , die, in stukken
gesneden, door den schitterend oranje tint van hun vruchtvleesch
veel tot verlevendiging van het geheel bijdragen. Verder vinden wij
geheele planten van fenkel en selderie, waarvan de jonge bladen als
»antepasto” , d. i. voor de soep of als dessert algemeen genuttigd worden.
Veel plaats wordt ook ingenomen door ook voor ons meer gewone
vruchten: wij zien er perziken en peren, appelen en noten. Van de
eerste heeft men hier twee soorten : de eerste en beste beantwoordt
geheel aan de ook bij ons bekende variëteit, maar de andere onderscheidt
zich daarvan door een geheel zachtgeel vruchtvleesch van merkwaardige
taaiheid, waarin een geestig franschman aanleiding vond
haar met den naam van »la pêche — pomme de terre” te bestempelen.
Zij zijn voor vreemdelingen niet wel genietbaar. Ook van de druiven
valt nog het een en ander op te merken; behalve de gewone blauwe
en witte, ronde en ovale, trekken twee variëteiten meer bijzonder
onze aandacht, In de eerste plaats de »uvefragole” of aardbeziedruiven
met een eigenaardigen geur, die in het minst niet aan aardbeziën,
maar meer aan een parfumeriewinkel herinnert, en in de tweede plaats
de langwerpige, gekromde, bijna in een punt eindigende, witte druiven,
die wel eens met vingers vergeleken zijn.
Het grootste sieraad van alle fruitwinkels zijn zonder twijfel de
»Peperomi” of spaansche peper (Capsicwm annuum). Deze, een der meest
geliefkoosde spijzen van elk rechtgeaard Napolitaan, vindt men hier
in tal van variëteiten: het meest gewoon de kleine kegelvormige, die
in volkomen rijpen toestand, dus prachtig scharlakenrood, in den