
behoud van alle evenredigheden worden nageteekend. Albinus bepaalde
de grootte der afbeelding op die van een geraamte, gezien op veertig
voet afstands; op zulk een afstand toch zouden kleine fouten, bij het
teekenen begaan, onmerkbaar worden. Doch voor den teekenaar was
deze afstand veel te groot, en albinus bedacht nu een vernuftigen
toestel, die hieraan te gemoet kwam en veroorloofde een geraamte
te teekenen, zoo fraai, als tot dusverre nooit was aanschouwd en die
door geen nieuwere afbeelding overtroffen is L
Zoo kreeg albinus drie afbeeldingen van het geraamte, een van
voren, een op zijde en een van achteren gezien. Hierop werden nu
de verschillende spierlagen geteekend, te beginnen met de diepst gelegene.
Elke spierlaag vorderde, evenals het geraamte, drie platen. Ten
slotte voegde albinus bij die platen nog een aantal, waarop elke spier
afzonderlijk met de plaatsen van haren oorsprong en aanhechting aan
de beenderen te zien is , — iets, wat men totdusver zóó nog niet
gedaan had, maar dat de studie der spieren zeer vergemakkelijkte.
Al deze platen zijn geteekend en gegraveerd door »den eenigen
wandelaar ,” zooals SURINGAR hem noemt, die op raad van albinus uit
Amsterdam naar Leiden verhuisd was, teneinde gestadig onder bereik ■
van albinus te zijn. De kosten werden door dezen gedragen en bedroegen
ruim dertig duizend gulden. Trouwens de geringste fout, het
minder goed afdrukken van eene enkele spier, waren voor albinus voldoende
redenen om de gansche plaat, zoo de fout niet naar zijn zin
verbeterd kon worden, te verwerpen en wandelaar te noodzaken eene
nieuwe te snijden. — Naar elks oordeel, ook van nieuwere anatomen,
behoören dan ook de spierplaten van albinus tot de beste, die ooit verschenen
zijn, — naar het oordeel van kunstkenners tot de prachtigste.
Er ligt over die platen een gloed, die aan de spieren als ’t ware kleur
geeft en de pezen en peesuitbreidingen zilverwit doet schijnen.
Dit werk, dat wel het hoofdwerk van albinus uitmaakt, was tien
jaren in bewerking en werd bij enkele platen uitgegeven. In zijn geheel
verscheen het in 1747. 2 1 2
1 Gelijk gezegd is, is het door albinus afgebeeld geraamte een mannelijk geraamte.
De beroemde sommering gaf in 1787 eene plaat uit, in hetzelfde formaat als de platen
van albinus , waarop een bijzonder welgemaakt vrouwelijk geraamte, van voren gezien,
is voorgesteld, s. th. sommering Tabula sceleti feminini. Francof. 1787.
2 B. s. ALBINI Tabulae sceleti et musculorum corporis humani. L. B. 1747 in f°. maxiino,
anders gezegd atlas-formaat. — De billijkheid vordert te erkennen dat de Leidsche
hoogleeraar en leermeester van albinus, govert bidlqo, reeds in 1685 te Amsterdam
Kort daarop gaf albinus zeven andere platen u it, die later met
eene achtste vermeerderd werden. Zij stelden de baarmoeder van eene
onder het baren overledene vrouw voor en verschenen in hetzelfde
groote formaat als de spierplaten.1
Albinus had aan deze laatste alleen des winters kunnen werken.
De zomer werd besteed aan ander werk. Nu waren de drie afbeeldingen
van het geraamte, die hij had doen vervaardigen, wel grooter
dan alle bestaande, doch nog te klein om alie bijzonderheden van de
beenderen goed te onderkennen. De andere ontleedkundigen, ook
VESALius en eustachius , hadden allen dan ook afbeeldingen geleverd
van alle afzonderlijke beenderen, ieder van alle zijden beschouwd.
Ook daartoe besloot albinus , en wandelaar teekende en graveerde
nu platen — alles wederom op kosten van albinus — waarop ieder
been afzonderlijk en in natuurlijke grootte was afgebeeld. 2
Intusschen had de gezondheid van albinus ten gevolge van zijn
ingespannen arbeid zeer geleden. Ook zijn gezicht was daardoor verzwakt.
Hij had nu reeds 25 jaren lang de ontleedkunde onderwezen
en dit begon hem eindelijk zwaar te vallen. Curatoren onthieven hem
daarom in 1745 van de collegiën in de ontleedkunde en benoemden
hem tot hoogleeraar in de geneeskunde, in welke hoedanigheid hij
hoofdzakelijk lessen in de physiologie gaf. Zijn jongste broeder frederik
bernhard albinus werd tot lector en twee jaren later tot hoogleeraar
in de anatomie en chirurgie benoemd.
Albinus ondernam nu een werk, waaraan hij te huis en op zijne
kamer kon arbeiden. Wij hebben reeds gezien, dat hij ten gebruike
bij zijn onderwijs een aantal praeparaten had vervaardigd. Hij was
eene anatomiseren atlas in groot folio had uitgegeven (Anatomia corporis humani, centum
et quinque tabulis, per artificiosissimum. G. de Lairesse ad vivum delineatis, illustrata).
Die platen, door gekard de lairesse geteekend, waren fraaier uitgevoerd dan men tot
dusver gezien had, al zouden ze ook door die van wandelaar verre worden overtroffen.
De drie eerste platen, het levend menschelijk lichaam voorstellende, wekten nog in later
tijd (1832) de bewondering op van den Groninger hoogleeraar a. a. sebastian. Doch
de nauwkeurigheid der afbeeldingen van bidloo liet nog al veel te wenschen over,
gelijk RüiJSCH deed opmerken, hetgeen tot een alles behalve malschen pennestrijd tusschen
beide anatomen aanleiding gaf. Aan den anderen kant vond de Engelsche anatoom willïam
gowper ze zoo fraai, dat hij een aantal exemplaren liet overkomen en die uitgaf alsof
ze zijn eigen werk waren. Bidloo beklaagde zich over dit grove plagiaat bij de Royal
Society en werd door deze in het gelijk gesteld.
1 Tabulae V II uteri mulieris gravidae, cum jam parturiret mortuae. L. B. 1748.
Appendix. L. B. 1751. in f°. max.
2 b. s. ALBiNi, Tabulae ossium humanorum. L. B. 1753. in f°. max.