
226 HET NATUURLIJKE STELSEL DER ELEMENTEN.
kreeg het stelsel een groote beteekenis. De peviodieke regelmatigheid
was bij de meer bekende elementen zoo duidelijk uitgesproken, dat
zij niet te miskennen was en de Russische scheikundige was zoo overtuigd
van hare algemeenheid, dat hij er geen bezwaar in zag, in de
atoomgewichten van sommige minder bekende grondstoffen zoodanige
veranderingen te maken als noodzakelijk waren om hen in de tabel
de plaats te doen innemen, die hen blijkens hun eigenschappen toekwam.
In dienzelfden zin was ook weldra lothar m e ije r werkzaam,
die door zijn graphische voorstellingen nog menige regelmatigheid aan
het licht deed komen. Verschillende van de door hen gemaakte vooronderstellingen
werden door latere onderzoekingen bevestigd en deze
merkwaardige uitkomst gaf weldra aan hun overige beschouwingen groot
gezag. Het is waar, dat enkele voorspellingen onjuist bleken te zijn ,
maar bij de groote moeilijkheden, die men op het nieuwe en in verschillende
richtingen nog weinig bekende veld te overw’innen had, kon
dit geen verwondering baren Een nog schitterender uitslag viel te
beurt aan de vooronderstelling van mende le je ff , dat de opengelaten
plaatsen in de tabel vroeger of later zouden ingenomen worden door
nog te ontdekken elementen en aan de beschouwingen , die hij publiceerde
over de eigenschappen, welke deze elementen zouden moeten hebben.
Om van den gang zijner redeneering eenig denkbeeld te geven schijnt
het mij noodzakelijk een deel van de tabel weer te geven, zooals zij
voorkomt in de laatste editie van l . m e ije r ’s boek »Die Modernen Theoriën
der Chemie."
} I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII.
2 Li Be B c N O F -
7,01 9,3 11 11,97 14, oi 15,96 19,1
3 Na Mg Al 'Si p s Cl
F 22,99 23,94 27,3 28 30,96 31,98 35,37
4 K Ca ■ ? Se Ti V . Cr Mn Fe' Co JMi
! 39,04 39,90 45 48 51,2 52,4 54,8 55,9 58,6 58,6
5 Cu Zn Ga Ë ü 1 As ■ §6 ■ Br
63,3 64,9. 69,9 72 74,9 78,9 - 79,75
6 Rb Sr ? IJ 1 Zr Nb Mo p Ru Rh Pd
85,2 • 87,2 88 90 94 95,8 99 103,5 104,1 106,2
7 Ag. Cd In Sn Sb Te 1
107,66 111,6 113,4 117,8 122 126,3 126,53
Dit deel van de tabel bevat juist twee kleine en twee groote perioden.
1 l. meijer maakt de vooronderstelling, dat naast het IJ. nog twee onbekende elementen
moeten staan.
Het laatste deel van de tabel, dat nog veel hiaten bevat, heb ik achterwege
gelaten. De getallen onder de elementen zijn de atoomgewichten.
De°Romeinsche cijfers duiden de groepen of familiën, de andere opzij
geplaatste de rijen of perioden aan.
Toen m en d e le je f f zijne tabel publiceerde waren de plaatsen ? Sc 4 5 ,
Ga 69,9 en ? 72 nog niet vervuld. Hij achtte het hoogst waarschijnlijk,
dat er elementen bestonden, welke deze gapingen zouden aanvullen
en was nu in staat hunne eigenschappen te voorspellen door
de betrekkingen , die er tusschen de elementen onderling bestaan : betrekkingen
, die afhankelijk zijn van de plaats, welke zij ten opzichte van
elkander in het systeem innemen. De plaats van een element wordt
bepaald door de rij'en de groep , waartoe het behoort. Zijn naaste verwanten
zullen dus zijn de naburige elementen uit de rij en uit de groep,
met dien verstande, dat men voor de laatste neme niet de onmiddellijke
buren uit de tabel, maar die welke één plaats verder staan , daar ,
zooals gezegd is , de onderlinge verwantschap van de termen der even
rijen en van die dér oneven rijen grooter is dan die van de termen
van een even en een oneven rij. Tot nadere toelichting diene het volgende
voorbeeld, uit dé tabel genomen. De naaste verwanten van Se
(Selenium) zijn As (Arseen) en Br (Broom) als rynaburen en S (Zwavel)
en Te (Tèlluur) als groepnaburen. De eigenschappen van Se houden
nu- het midden tusschen die der genoemde elementen , zijn atoomanaloga,
zooals mende le je ff ze noemt. Zoo is b. v. het atoomgewicht van Se 78,9
op zeer weinig na gelijk aan het gemiddelde van die zijner atoomanalosa
- ’9 — 31.’— ± - 12^ = 78,23. Van vele andere eigen-
4
schappen geldt dit eveneens.
Het is nu duidelijk, hoe van de elementen, die het systeem doet
vooruitzien, de eigenschappen kunnen worden bepaald, wanneer de
atoomanaloga bekend zijn; bovendien kunnen bij deze bepalingen ook
de betrekkingen tot andere meer verwijderde buren dienst doen. Men d
e l e je f f sloeg voor, aan de onbekende grondstoffen namen te geven
en wel door aan den naam van hun naasten groepverwant met lager
atoomgewicht het voorvoegsel Eka aan te brengen. Zoo heetten de nog
te ontdekken elementen, die in de derde groep op Al (Aluminium)
volgen moesten Ekaboor en Ekaaluminium; het onbekende element,
dat in de vierde groep op Ti (Titanium) volgen moest, Ekasilicium
enz. De waarschijnlijke atoomgewichten dier elementen werden nu uit
die hunner atoomanaloga bepaald, evenzeer hun vermoedelijke eigenschappen
en die hunner verbindingen. Voor de drie genoemde hypo